Examples of using "Człowiekiem" in a sentence and their dutch translations:
- Jij bent een persoon.
- Je bent iemand.
Ik ben een mens.
- Ik ben een vrije man.
- Ik ben een vrije mens.
- Ik ben een vrij mens.
Ik ben een eerlijk mens.
- Hij is een mens.
- Hij is menselijk.
- Je bent een prachtig mens.
- Je bent een geweldig mens.
- U bent een geweldig mens.
- U bent een prachtig mens.
Ik ben een man.
Ze is een betrouwbaar mens.
Meneer White is een verstandige mens.
Hij is de rijkste man ter wereld.
'Ga jij maar met deze mens om.'
Vader is een goed mens.
Het is waar dat hij vakkennis heeft, maar het ontbreekt hem aan gezond verstand.
Hij was de eerste die de berg Fuji in de winter beklommen heeft.