Examples of using "Autobusem" in a sentence and their dutch translations:
Ik kwam met de bus.
Hij kwam met de bus.
Laten we met de bus gaan.
Ik zal de volgende bus nemen.
- De busrit kost tijd.
- De busrit duurt even.
Ga je met de bus naar huis?
Is hij met de bus of met de trein gekomen?
- Hoeveel kost de bus?
- Hoeveel kost een busreis?
- Wat kost het met de bus?
Wat denkt ge ervan een busreis te maken?
Ik ga niet met de bus naar school.
Je kan een bus of een tram nemen.
Deze bus brengt je naar het museum.
Ik ga liever lopen dan de bus te nemen.
Normaal gaat mijn vader met de bus naar kantoor.
De bus zal u naar het stadscentrum brengen.
Deze bus zal u naar het station brengen.
Als we de trein missen, dan gaan we met de bus.
Heb je besloten of je met de fiets of met de bus de stad in gaat?
Ik ging met de bus, om niet te laat te komen op de afspraak.