Examples of using "Passeggia" in a sentence and their dutch translations:
Maak elke dag een wandeling.
Tom loopt.
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Ga!
- Rot op.
- Lopen!
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Vooruit.
- Loop weg!
Mijn vader loopt.
Mijn vader maakt iedere dag een wandeling.