Examples of using "Corano" in a sentence and their dutch translations:
Lees de Koran.
Bestudeer de Koran.
- Ik lees de Koran.
- Ik las de Koran.
- Ik heb de Koran gelezen.
- Ik lees regelmatig de Koran.
- Ik lees geregeld de Koran.
- Je moet de Koran lezen.
- U moet de Koran lezen.
- Jullie moeten de Koran lezen.
- Heb je de Koran niet gelezen?
- Heeft u de Koran niet gelezen?
- Hebben jullie de Koran niet gelezen?
Hij weet hoe hij de Koran moet reciteren.
- Fadil las de Koran.
- Fadil heeft de Koran gelezen.
Sami reciteerde de Koran.
Sami las de Koran.
Hij heeft de hele Koran gelezen.
Ik las de Koran.
Vertel me meer over de Koran.
We hebben hier geen koran.
Ze moeten de Koran lezen.
Hoe wordt Jezus afgebeeld in de Koran?
Sami hoorde dat de Koran gereciteerd werd.
Sami begon de Koran te lezen.
Ik heb de Koran gelezen.
Sami wist niks van de Koran.
Sami vertaalde de Koran van het Arabisch naar het Engels.
Sami luisterde naar een paar verzen van de Koran.
Sami stopte met het lezen van de Koran.
Heeft Marika de Koran gelezen?
Sami was geïnteresseerd in de Koran.
Sami reciteerde de Koran.
Sami luisterde naar de Koran.
Sami is geïnteresseerd in de Koran.
Sami heeft de Koran gelezen.
Hij heeft de hele Koran gelezen.
De Koran is in vele talen vertaald.
Hij kan de Koran reciteren.
Wat zegt de Koran hierover?
Sami gaf Layla haar eerste koran.
Wie heeft de Koran in het Hebreeuws vertaald?
De Koran is een boek van God.
De Heilige Schrift van de moslims is de Koran.
Sami leest elke dag een hoofdstuk van de Koran.
Sami reist nooit zonder een exemplaar van de Koran.
Sami zei dat de Koran een boek van wijsheid is.