Examples of using "''fa" in a sentence and their dutch translations:
Doet dat pijn?
Wat doet ze?
Het doet pijn.
Ze maakt lawaai.
Dat doet pijn! Hou ermee op!
Alles doet pijn.
Het is warm vandaag.
- Hij kan alles.
- Hij doet alles.
Hij heeft geen nachtmerries.
Wat doen we hier?
- Wat doet uw zoon?
- Wat doet jouw zoon?
- Wat doet jullie zoon?
Niemand doet dat.
Ze maakt de bedden op.
De liefde doet wonderen.
Wat doet jullie zoon?
Warm.
- Doet het pijn?
- Doet dat pijn?
Het is koud.
Dat doet pijn.
Het is warm.
Tom doet niets.
Waar ontbijt Tom?
Mary doet het niet.
- Hoe heet is het vandaag nog!
- Wat is het warm vandaag!
Dat maakt haar woedend.
Dat was slechts een jaar geleden.
- Vandaag is het koud.
- Het is koud vandaag.
Wat doet je vader?
Doet dat een belletje rinkelen?
- Die tand doet pijn.
- Deze tand doet pijn.
Hij maakt een slechte indruk.
Het gebeurde lang geleden.
Wat doet het coronavirus?
Drie jaar geleden was ik arm.
2x6 is 12.
Het wordt donker.
Drie jaar geleden
Honderd jaar geleden
30 jaar geleden,
Dit is niet goed.
Het is warm vandaag.
Vandaag is het koud.
Het is vrij koud.
Doet het veel pijn?
- Maakt niet uit.
- Laat maar.
- Ja, het doet pijn.
- Ja, het doet zeer.
- Wat doet ze?
- Wat doet hij?
- Liefde is klote.
- Liefde zuigt.
Denken doet pijn.
Hoe is het weer?
Het is koud buiten.
Vandaag is het mooi weer.
Vandaag is het koud.
Wat doet Tony?
Het doet geen pijn.
Berlusconi zuigt.
Het is niet koud.
- Tom doet vrijwilligerswerk.
- Tom is vrijwilliger.
Tom doet alles.
Liefde doet pijn.
Dit zuigt.
Het is bitter koud.
Het is te koud.
Wat doet Tom met Kerstmis?
Dit gebeurde drie jaar geleden.
Vandaag is het niet zo koud.
Ik ben twintig jaar geleden geboren.