Examples of using "Vezetni" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil rijden.
Ik kan rijden.
- Kun je autorijden?
- Weet je hoe je een auto moet besturen?
Ik leer autorijden.
Zij weet niet hoe men een auto moet besturen.
Kunt u autorijden?
Ik kan niet rijden.
Ik kan autorijden.
Wie gaat er rijden?
We zullen rijden.
Tom zal rijden.
Ik zal zelf rijden.
- Kan je rijden?
- Rijd je?
- Rijdt u?
- Kan u rijden?
- Kunnen jullie rijden?
- Rijden jullie?
Hij weet hoe een helikopter te besturen.
Tom kan niet rijden.
Kunt u autorijden?
Waar heb je autorijden geleerd?
Kan uw broer autorijden?
Kun je boekhouden?
Ik kan autorijden.
Tom weet hoe hij een vorklift moet bedienen.
Hij weet hoe een helikopter te besturen.
Ik wil niet in deze sneeuw rijden.
Sommige van deze instrumenten kunnen we toepassen in ons eigen leven,
Het is gevaarlijk om te bellen en tegelijkertijd te rijden.
Ik kan autorijden.
Ik leerde autorijden en haalde een rijbewijs toen ik achttien was.
Ik loop liever dan te rijden in een grootstad als Tokio.