Examples of using "Válasz" in a sentence and their dutch translations:
- Beide antwoorden zijn fout.
- Allebei de antwoorden zijn fout.
Dit is het antwoord.
Het antwoord is: alles.
Het antwoord is 42.
Beide antwoorden zijn juist.
Het was een goed antwoord.
- Beide antwoorden zijn fout.
- Allebei de antwoorden zijn fout.
En het antwoord is: ja.
- Het antwoord was gemakkelijk.
- Het antwoord was makkelijk.
Hoe luidt het juiste antwoord?
Een van de antwoorden is juist.
Kapitalisme is niet de oplossing.
Maar hij wordt afgewezen.
Als het antwoord op alle drie 'ja' is, dan zeg ik het
Is het antwoord niet eenvoudig?
Dat is geen antwoord op mijn vraag.
Maar er is een duidelijk antwoord:
dan is een natuurlijke reactie stokken in de wielen te steken,
Welk antwoord heb jij bij vraag 3?
en nodigden hen uit een antwoord als groep te geven.
- Er is geen antwoord op uw vraag.
- Er is geen antwoord op jouw vraag.
- Er is geen antwoord op jullie vraag.
En hij zei: "Oh, ja, goede vraag, heel makkelijk.