Examples of using "Marinak" in a sentence and their dutch translations:
Mary heeft kleine borsten.
Is Tom familie van Mary?
Maria heeft niets.
Tom geloofde Maria.
- Tom stelde me voor aan Mary.
- Tom heeft me aan Mary voorgesteld.
Mary heeft haar eigen problemen.
Maria heeft twee vrienden.
Tom wou dat Mary vioolspeelde.
- Tom is Mary een brief aan het schrijven.
- Tom is een brief aan Mary aan het schrijven.
Tom schreef Maria een brief.
Mary kan geen kinderen krijgen.
Tom bracht een cadeau voor Mary.
Tom gaf Maria zijn nier.
Tom organiseerde een verrassingsfeestje voor Mary's verjaardag.
Tom gaf Maria Johns nummer.
Mary heeft een enorme poppenverzameling.
Tom kocht Maria een woordenboek.
Tom hielp Maria met het versieren van haar kerstboom.
- Tom en Mary hebben een melkveebedrijf.
- Tom en Mary hebben een melkveehouderijbedrijf.
Tom heeft een hoop liefdesbrieven naar Maria geschreven.
Tom geloofd alles wat Mary zegt.
Tom kocht dezelfde camera die Mary ook heeft.
- Tom zegt dat Mary het mis heeft.
- Tom zegt dat Mary ongelijk heeft.
- Tom zegt dat Mary zich vergist.
- Tom zegt dat Mary fout zit.
Mary heeft niemand om mee te praten, maar ze voelt zich niet alleen.
Maria vindt het niet leuk dat Tom het deksel van het toilet omhoog laat.