Examples of using "Jogosítványa" in a sentence and their dutch translations:
Ze heeft geen rijbewijs.
Uw rijbewijs is verlopen.
- Heeft u een rijbewijs?
- Heb je je rijbewijs?
- Heb je een rijbewijs?
Mijn moeder heeft een rijbewijs, maar ze rijdt geen auto.
Heeft u een rijbewijs?
Tom is de enige in onze familie die geen rijbewijs heeft.