Examples of using "Japánban" in a sentence and their dutch translations:
Welkom in Japan.
Ik woon in Japan.
Er wonen niet veel Indiërs in Japan.
- Wat doe je in Japan?
- Wat doet u in Japan?
- Wat doen jullie in Japan?
- Bill is in Japan geweest.
- Bill was in Japan.
Japan heeft een hoge bevolkingsdichtheid.
Hoeveel prefecturen zijn er in Japan?
- Japan heeft regelmatig aardbevingen.
- Japan heeft dikwijls aardbevingen.
Hij is al drie jaar in Japan.
Duizenden stierven in Japan.
Bent u al eens in Japan geweest?
Hoe lang zijn jullie in Japan gebleven?
Alle kinderen gaan naar school in Japan.
Japan wordt vaak getroffen door aardbevingen.
Japan heeft minder inwoners dan Amerika.
Deze auto werd gemaakt in Japan.
- Ik ben Japanner, maar ik woon niet in Japan.
- Ik ben Japans, maar ik woon niet in Japan.
- Ik ben Japanner, maar woon niet in Japan.
In Japan begint het nieuwe schooljaar in april.
Alle kinderen gaan naar school in Japan.
Dit lied is erg geliefd in Japan.
Dit is het diepste meer van Japan.
Men zegt dat golf heel populair is in Japan.
Het werkloosheidspercentage in Japan bedroeg 3,4 procent in september 2015.
In Japan worstelt een andere diersoort om te overleven.
Men zegt dat golf heel populair is in Japan.
- Japan wordt vaak getroffen door aardbevingen.
- Aardbevingen treffen regelmatig Japan.