Examples of using "Wohnten" in a sentence and their dutch translations:
Woonde u hier?
We verbleven in een hotel bij het meer.
"Waar woonde u?" "Ik woonde in Amsterdam."
De mensen leefden in dorpen.
- Woonden jullie hier?
- Woonde u hier?
"Waar woonde u?" "Ik woonde in Amsterdam."
Het huis waar we vroeger in woonden werd afgebroken.