Examples of using "Wecken" in a sentence and their dutch translations:
Maak me wakker.
Ga Mary wakker maken.
Begeerte schept tegenstrijdigheid.
Je moet geen slapende honden wakker maken.
Ik kan Tom maar beter wakker maken.
Je moet geen slapende honden wakker maken.
Ze was bang de baby wakker te maken.
- Ga en maak Mary wakker.
- Ga Mary wakker maken.
Hij vroeg me om hem op tijd wakker te maken.
Dus, slapende honden moet je niet wakker maken.
Wij praatten zachtjes zodat de baby niet wakker zou worden.
Tom vroeg mij om hem wakker te maken om 2:30.
Wij praatten zachtjes zodat de baby niet wakker zou worden.
Wij praatten zachtjes zodat de baby niet wakker zou worden.
Wek me morgenochtend om zes uur alsjeblieft.