Translation of "Sonst" in Dutch

Wo sonst?

Waar anders?

- Sonst war niemand da.
- Sonst kam keiner.

- Niemand anders kwam opdagen.
- Verder kwam niemand opdagen.

Sonst noch etwas?

- Anders nog iets?
- Nog iets anders?

- Was kannst du sonst noch?
- Was können Sie sonst noch?
- Was könnt ihr sonst noch?

Wat kan je nog meer doen?

- Was brauchst du sonst noch?
- Was brauchen Sie sonst noch?

- Wat heb je nog meer nodig?
- Wat hebt u nog meer nodig?

Sonst wurde niemand verletzt.

Verder raakte niemand gewond.

Man kann sonst nirgendwo parken.

Er is geen andere plek om te parkeren.

Was kann sonst noch schiefgehen?

Wat kan er nog mislopen?

Was will Tom sonst noch?

Wat wil Tom nog meer?

Was braucht Tom sonst noch?

Wat heeft Tom nog meer nodig?

Sonst noch irgendwelche schlauen Einfälle?

Nog andere slimme ideeën?

Was brauchen Sie sonst noch?

- Wat heb je nog meer nodig?
- Wat hebt u nog meer nodig?

Wer sonst kennt dein Geheimnis?

Wie anders kent uw geheim?

Braucht Tom sonst noch etwas?

Heeft Tom nog iets anders nodig?

Was haben Sie sonst noch?

- Wat heb je nog?
- Wat hebt u nog?

Was hast du sonst noch?

Wat heb je nog?

- Kannst du mir sonst noch etwas sagen?
- Könnt ihr mir sonst noch etwas sagen?
- Können Sie mir sonst noch etwas sagen?

Kunt u mij nog iets anders vertellen?

Sonst wäre ich heute ein anderer.

Ik zou niet zijn wie ik vandaag ben.

Sonst fehlt ihnen die grundlegende Unterstützung.

Anders missen ze die basissteun.

Schneller, sonst kommst du zu spät.

Vlugger, anders ben je te laat.

Ich stand früher auf als sonst.

Ik ben eerder opgestaan dan normaal.

- Was kann ich sonst noch für dich tun?
- Was kann ich sonst noch für Sie tun?
- Was kann ich sonst noch für euch tun?

Wat kan ik nog meer voor u doen?

- Beeilt euch, sonst kommt ihr zu spät zum Mittagessen.
- Beeil dich, sonst verpasst du das Mittagessen.

Haast u, of ge mist het middagmaal.

Beeil dich, sonst verpasst du deinen Zug.

Haast je, of je haalt de trein niet.

Wen kennst du sonst noch in Boston?

Wie anders ken je nog meer in Boston?

Beeil dich, sonst kommst du zu spät.

Vlugger, anders ben je te laat.

Beeil dich, sonst kommst du zu spät!

Als we ons niet haasten, dan komen we te laat hoor.

Außer ihm kam sonst niemand zur Party.

Behalve hij, kwam niemand naar het feestje.

Der Mathematikunterricht heute war interessanter als sonst.

De wiskundeles van vandaag was interessanter dan gebruikelijk.

Ich bin eher aufgestanden als sonst immer.

Ik ben eerder opgestaan dan normaal.

Gibt es sonst noch etwas zu essen?

Is er nog iets anders om te eten?

Ich habe sonst für heute nichts geplant.

Ik heb niets anders gepland voor vandaag.

Tom arbeitet nicht so hart wie sonst.

Tom werkt niet zo hard als voorheen.

„Sonst noch etwas?“ – „Nein, das ist alles.“

"Nog iets?" "Nee, dat is alles."

Beeil dich, sonst verpasst du den letzten Zug.

Haast u, of ge mist de laatste trein.

Komm, mach voran! Wir kommen sonst zu spät.

Haast u! Als u niet opschiet, komen we te laat.

Her mit deinem Geld! Sonst verprügele ich dich!

- Geef me je geld, anders krijg je een pak rammel.
- Geef me je geld, of anders sla ik je in elkaar.

Ich weiß nicht, was ich sonst tun soll.

Ik weet niet wat ik nog meer kan doen.

Ich kenne meine Tochter besser als irgendjemanden sonst.

Ik ken mijn dochter beter dan wie dan ook.

Beeil dich, sonst schaffen wir den Zug nie!

Haast u, of we halen de trein nooit!

Ich habe heute länger als sonst hierher gebraucht.

Ik heb er langer dan normaal over gedaan.

Wir müssen uns beeilen, sonst schließen die Geschäfte.

- We moeten opschieten, anders zullen de winkels sluiten.
- We moeten ons haasten, anders gaan de winkels sluiten.

Sei nicht so frech, sonst sag’ ich’s Oma!

Wees niet zo brutaal, anders zeg ik het tegen oma!

Und uns Welten zeigte, die wir sonst verpasst hätten.

en ons werelden hebben laten zien die we anders misschien hadden gemist.

Fische vermeiden diese Orte sonst. Schau, da ist einer.

Anders komen de vissen daar niet. Kijk, daar is een.

Sonst bricht er ab und man hat ein Problem.

Anders breekt hij en val jij naar beneden.

Zu dieser Jahreszeit ernähren sie sich sonst von Kiefernnadeln.

Rond deze tijd van het jaar eten ze meestal dennennaalden.

Sonst kann ich nichts tun. Ich versuche es weiter.

...ben ik machteloos. Blijf het proberen.

Mehr als irgendjemand sonst in der Geschichte des Berges.

meer dan wie dan ook in de geschiedenis van de berg.

Beeil dich, sonst kommst du zu spät zur Schule.

- Haast je, of je bent te laat op school.
- Vlug, of je bent te laat voor school.

Beeilt euch, sonst kommt ihr zu spät zum Mittagessen.

Haast u, of ge mist het middagmaal.

Sie führte sonst immer Tagebuch, jetzt aber nicht mehr.

Vroeger hield ze een dagboek bij, maar nu niet meer.

Sprich nicht allzu laut — du weckst sie sonst auf!

Niet te hard praten. Je maakt haar nog wakker.

Du hast mich gefunden, wo sonst niemand gesucht hat.

Je hebt me gevonden waar niemand zocht.

Wir fanden nur eine verbeulte Gießkanne und sonst nichts.

We vonden alleen een gedeukte gieter en verder niets.

Sind die Bauchschmerzen dumpf, stechend, krampfartig oder sonst irgendwie?

- Is je maagpijn dof, stekend, krampend of iets anders?
- Is uw maagpijn dof, stekend, krampend of iets anders?

- Beeil dich, sonst verpasst du den Bus.
- Beeile dich oder du verpasst den Bus!
- Beeile dich, sonst verpasst du den Bus.

- Schiet op, anders mis je de bus.
- Schiet op, anders mist u de bus.
- Schiet op, anders missen jullie de bus.

- Zieh dir schnell was an. Du holst dir sonst noch eine Erkältung.
- Zieh dir was über. Du erkältest dich sonst noch.

Doe wat kleren aan, anders wordt je nog verkouden.

- Beeil dich, oder du verpasst deinen Zug.
- Beeil dich, sonst verpasst du deinen Zug.
- Beeil dich, oder du verpasst deinen Zug!
- Beeilt euch, sonst verpasst ihr den Zug.
- Beeile dich, sonst versäumst du den Zug.

- Haast je, of je haalt de trein niet.
- Haast u, anders mist ge de trein.
- Maak voort of je haalt de trein niet.

Wir legen besser einen Zahn zu, sonst verspäten wir uns.

- We kunnen beter een tandje bijzetten, anders zijn we te laat.
- We kunnen beter wat opschieten, anders zijn we te laat.

Da er länger als sonst gearbeitet hatte, fühlte er sich müde.

Omdat hij langer dan gewoonlijk had gewerkt, voelde hij zich moe.

In Dschungeln werden mehr neue Arten entdeckt als irgendwo sonst an Land.

Er worden meer nieuwe diersoorten ontdekt in jungles dan waar dan ook op het land.

- Ich bin später als gewöhnlich angekommen.
- Ich kam später an als sonst.

- Ik ben later dan gewoonlijk gearriveerd.
- Ik ben later dan gebruikelijk aangekomen.

Was sonst könntest du mir wohl geben, das ich noch nicht habe?

Is er iets dat je me zou kunnen geven dat ik nog niet heb?

- Was brauchst du sonst noch?
- Was brauchst du noch?
- Was brauchen Sie noch?

Wat heb je nog meer nodig?

Unter dem hellen Vollmond wagt er sich weiter von den Eltern weg als sonst.

Onder de heldere maan... ...raakt hij verder van zijn ouders verwijderd.

- Beeil dich, oder du verpasst deinen Zug.
- Beeil dich, sonst verpasst du deinen Zug.

Haast je, of je haalt de trein niet.

Wie kann ich es nur Tom sagen, ohne es auch sonst allen zu sagen?

Hoe kan ik het alleen aan Tom zeggen zonder het aan alle anderen te vertellen?

- Beeil dich, sonst verpasst du den Bus.
- Beeile dich oder du verpasst den Bus!

Haast u om de bus niet te missen.