Translation of "Sommer" in Dutch

0.012 sec.

Examples of using "Sommer" in a sentence and their dutch translations:

- Der Sommer ist vorbei.
- Der Sommer ist zu Ende.
- Der Sommer ist vorüber.

De zomer is voorbij.

- Mögen Sie den Sommer?
- Mögt ihr den Sommer?

Hou je van de zomer?

- Der Sommer ist vorbei.
- Der Sommer ist vorüber.

De zomer is voorbij.

Der Sommer kommt.

- De zomer komt eraan.
- Het wordt zomer.

Genießt den Sommer!

Geniet van de zomer!

Genieß den Sommer!

Geniet van de zomer!

- Der Sommer ist vorbei.
- Der Sommer ist zu Ende.

De zomer is voorbij.

Der Sommer ist da.

De zomer is hier.

Der Sommer ist vorbei.

De zomer is voorbij.

Ich liebe den Sommer.

Ik hou van de zomer.

Der Sommer ist heiß.

In de zomer is het warm.

- Ich mag den Sommer nicht.
- Den Sommer kann ich nicht ab.

- Ik houd niet van de zomer.
- Ik hou niet van de zomer.

- Ich gehe jeden Sommer aufs Land.
- Ich fahre jeden Sommer aufs Land raus.
- Ich fahre jeden Sommer aufs Land.

Ik ga elke zomer naar het platteland.

- Gehst du diesen Sommer irgendwo hin?
- Fährst du diesen Sommer irgendwo hin?

Ga je deze zomer ergens naartoe?

Während eines Tiefpunkts letzten Sommer,

Tijdens een dieptepunt in de voorgaande zomer,

Ich mag den Sommer nicht.

- Ik houd niet van de zomer.
- Ik hou niet van de zomer.

Ich wollte diesen Sommer arbeiten.

Ik wou deze zomer werken.

Der Sommer ist früh da.

De zomer kwam vroeg.

Wann fängt der Sommer an?

Wanneer begint de zomer?

- Ich fahre jeden Sommer aufs Land raus.
- Ich fahre jeden Sommer aufs Land.

Ik ga elke zomer naar het platteland.

Eine Schwalbe macht noch keinen Sommer.

- Eén zwaluw maakt nog geen zomer.
- Eén zwaluw maakt de lente niet.

Leider ist der skandinavische Sommer kurz.

Spijtig genoeg is de Scandinavische zomer kort.

Im Sommer geht sie gerne schwimmen.

Ze zwemt graag in de zomer.

Vergangenen Sommer hat es viel geregnet.

Vorige zomer heeft het veel geregend.

Wo willst du diesen Sommer hingehen?

Waar wil je van de zomer heen gaan?

Ich gehe jeden Sommer aufs Land.

Ik ga elke zomer naar het platteland.

Der Sommer gefällt mir am besten.

Ik hou het meest van de zomer.

Tom war vergangenen Sommer in Australien.

Tom bezocht afgelopen zomer Australië.

Im Sommer trage ich kurzärmelige Hemden.

In de zomer draag ik shirts met korte mouwen.

Ich gehe diesen Sommer ins Ausland.

Ik ga deze zomer naar het buitenland.

Fährst du diesen Sommer irgendwo hin?

Ga je deze zomer ergens naartoe?

Wir hatten diesen Sommer wenige Sonnentage.

We hebben weinig zonnige dagen gehad deze zomer.

Ich war diesen Sommer auf Bali.

Ik ging naar Bali in de zomer.

Das wird ein besonderer Sommer werden.

Dit zal een bijzondere zomer worden.

Der Sommer in Berlin war schön.

De zomer in Berlijn was mooi.

Ich fahre diesen Sommer nach London.

Ik ga deze zomer naar Londen.

- Der Frühling ist vergangen und der Sommer beginnt.
- Vorbei ist der Frühling, der Sommer beginnt.

De lente is voorbij en de zomer begint.

Im Sommer esse ich gerne kalten Kartoffelsalat.

Ik eet graag koude aardappelsla in de zomer.

Das Konzert findet im nächsten Sommer statt.

- Het concert zal de volgende zomer plaatshebben.
- Het concert vindt de volgende zomer plaats.

Diesen Sommer habe ich zwei Kilogramm zugenommen.

Deze zomer ben ik twee kilo aangekomen.

Es ist sehr warm hier im Sommer.

Het is hier heel warm in de zomer.

Ich werde diesen Sommer viel schwimmen gehen.

Deze zomer zal ik dikwijls zwemmen.

Im nächsten Sommer will ich nach Hawaii.

Volgende zomer wil ik naar Hawaï.

Im Sommer ist die Luftfeuchtigkeit sehr hoch.

In de zomer is de luchtvochtigheid groot.

Wir hatten diesen Sommer nicht viel Besuch.

We hebben niet veel bezoekers gehad, deze zomer.

Ich esse gerne kalten Kartoffelsalat im Sommer.

Ik eet graag koude aardappelsla in de zomer.

Hast du jemals einen japanischen Sommer mitgemacht?

Heb je ooit een Japanse zomer meegemaakt?

- Hast du schon einmal einen japanischen Sommer erlebt?
- Hast du schon einmal einen Sommer in Japan erlebt?

Heb je ooit een Japanse zomer meegemaakt?

- Ich plane, im Sommer nach Europa zu reisen.
- Ich habe vor, im Sommer nach Europa zu gehen.
- Mein Plan für den Sommer besteht darin, nach Europa zu reisen.

Mijn plan voor de zomer is naar Europa te reizen.

Im Sommer bin ich immer nach Miami gefahren.

Tijdens de zomer ging ik meestal naar Miami.

Es war in diesem Jahr ein kalter Sommer.

Het was een koude zomer dit jaar.

Diesen Sommer mache ich eine Fahrradtour durch Europa.

Deze zomer maak ik een fietstocht door Europa.

Im Sommer nehme ich jeden Morgen ein Bad.

In de zomer baad ik elke ochtend.

Im Sommer gehe ich jeden Tag ins Schwimmbad.

's Zomers ga ik elke dag naar het zwembad.

Mein Freund George kommt diesen Sommer nach Japan.

Een vriend van mij, George, gaat deze zomer naar Japan.

Im Sommer ist es sehr heiß in Kyōto.

's Zomers is het erg heet in Kioto.

Bitte sei im Sommer sparsam mit dem Wasser.

Gelieve spaarzaam te zijn met water in de zomer.

Diesen Sommer bin ich endlich nach England gefahren.

Deze zomer ben eindelijk naar Engeland geweest.

Im Sommer schwimme ich gerne nackt im Teich.

In de zomer zwem ik graag naakt in de vijver.

Dieser Teich trocknet sogar im Sommer nicht aus.

Deze vijver droogt niet uit, ook niet in de zomer.

Im Sommer schlafe ich immer bei geöffnetem Fenster.

In de zomer slaap ik altijd met het venster open.