Examples of using "Vorüber" in a sentence and their dutch translations:
Hij raasde voorbij.
Het gaat voorbij.
De winter is voorbij.
Vele jaren gingen voorbij.
De zomervakantie is voorbij.
De huwelijksreis is over.
Dat gaat voorbij.
Ik ben blij dat je verkoudheid voorbij is.
De week is voorbij.
De zomer is voorbij.
Het ergste is voorbij.
De tijd ging erg langzaam voorbij deze week.
Er is een jaar voorbij sinds hij hier gekomen is.
Ik bleef mezelf voorhouden dat het allemaal gauw voorbij zou zijn.
De lente was voorbij en de zomer begon.
Ik bleef mezelf voorhouden dat het allemaal gauw voorbij zou zijn.
Alles is voorbij.
De winter gaat voorbij.
De zomer is voorbij.
Het ergste is voorbij.
De dagen vliegen om.
Drie weken gingen voorbij.
Het is al dag; de lange nacht is voorbij.