Translation of "Nachhause" in Dutch

Gehen wir nachhause!

Laten we naar huis gaan!

Komm früh nachhause.

Kom vroeg naar huis.

- Geh nach Hause!
- Geh nachhause!

Ga naar huis!

Lassen Sie Tom nachhause gehen!

Laat Tom naar huis gaan!

- Gehen wir heim!
- Gehen wir nachhause!

Laten we naar huis gaan!

Vater ist vor ungefähr zehn Minuten nachhause gekommen.

Vader is ongeveer tien minuten geleden thuisgekomen.

- Wirst du mich heimfahren?
- Werden Sie mich nachhause fahren?

Breng je me naar huis?

- Ihr müsst nach Hause gehen.
- Ihr müsst nachhause gehen.

- Ge moet naar huis gaan.
- Je moet naar huis gaan.

- Gehen wir heim!
- Gehen wir nachhause!
- Lasst uns nach Hause gehen!

Laten we naar huis gaan!

- Ich werde dich nach Hause fahren.
- Ich werde dich nachhause fahren.

- Ik breng je naar huis.
- Ik zal je naar huis rijden.
- Ik zal je met de auto naar huis brengen.

- Mein Vater kam um neun nachhause.
- Mein Vater kam neun Uhr nach Hause.

Mijn vader kwam thuis om negen uur.

- Ich werde dich mit dem Auto nach Hause bringen.
- Ich werde dich nachhause fahren.

- Ik zal u met de auto naar huis brengen.
- Ik zal je naar huis rijden.

- Vater ist vor ungefähr zehn Minuten nachhause gekommen.
- Vater kam vor ungefähr zehn Minuten nach Hause.

Vader is ongeveer tien minuten geleden thuisgekomen.

- Ich werde dich mit dem Auto nach Hause bringen.
- Ich werde dich nach Hause fahren.
- Ich werde dich nachhause fahren.

- Ik zal je naar huis rijden.
- Ik zal je met de auto naar huis brengen.
- Ik breng je met de auto naar huis.

- Mein Vater kam um neun nachhause.
- Mein Vater kam neun Uhr nach Hause.
- Mein Vater ist um neun nach Hause gekommen.

Mijn vader kwam thuis om negen uur.

- Ich werde dich nach Hause fahren.
- Ich werde dich nachhause fahren.
- Ich bringe dich nach Hause.
- Ich werde dich nach Hause bringen.

- Ik breng je naar huis.
- Ik zal je naar huis rijden.
- Ik zal je met de auto naar huis brengen.

- Ich bin sicher, dass Tom hungrig ist, wenn er nach Hause kommt.
- Mir ist klar, wenn Tom nachhause kommt, hat er Kohldampf.

Ik weet zeker dat Tom honger zal hebben wanneer hij thuiskomt.