Examples of using "Lügner" in a sentence and their dutch translations:
- Leugenaar!
- Leugenaarster!
Ik haat leugenaars.
Tom, jij leugenaar!
Ik haat leugenaars.
Tom haat leugenaars.
Hij is geen leugenaar.
Tom is geen leugenaar.
Hij is niets dan een leugenaar.
Donald Trump is een pathologische leugenaar.
Hij is een vuile leugenaar.
Ik haat leugenaars.
Ze brandmerkten hem als een leugenaar.
Hij is niets dan een leugenaar.
- Zij noemde hem een leugenaar.
- Zij maakte hem uit voor leugenaar.
Sami is een pathologische leugenaar.
Hij was een pathologische leugenaar.
Een leugenaar heeft een goed geheugen nodig.
Zou je jezelf dom noemen?
Waarom noemt u hem een leugenaar?
Ik geloof dat je een leugenaar bent.
Hij bekende een leugenaar te zijn.
Hij is een leugenaar, en jij ook.
Ik ben geen leugenaar.
- "Tom is een leugenaar." - "Dat kan wel zijn!"
- "Tom is een leugenbeest." - "Daar mag je zeker van zijn!"
Statistieken liegen niet, maar leugenaars en bedriegers maken er vaak gebruik van.
Het bleek dat hij niets anders was dan een leugenaar.
- Ik geloof dat je een leugenaar bent.
- Ik geloof dat je een leugenares bent.
Je zei dat ik een leugenaar ben.
Het spijt me dat ik je een leugenaar heb genoemd.
Het spijt me dat ik je een leugenaar heb genoemd.