Examples of using "Köln" in a sentence and their dutch translations:
Keulen ligt aan de Rijn.
Keulen had een aquaduct.
Hoeveel mijlen zijn het tot Keulen?
- Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd.
- Rome en Kartago zijn niet in één dag gebouwd.
Het komende jaar ga ik naar Mainz en dan naar Keulen.
Ik ben met de trein van Arnhem naar Keulen gegaan.
De schrijver wiens naam ik altijd vergeet, is in Keulen geboren.
Rome is niet in één dag gebouwd.