Translation of "Hingegangen" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Hingegangen" in a sentence and their dutch translations:

- Wo bist du hingegangen?
- Wo sind Sie hingegangen?

- Waar ging je heen?
- Waar ging je naartoe?

Ist Tom hingegangen?

- Ging Tom?
- Is Tom weg?

Wo ist er hingegangen?

Waar is hij naartoe?

- Wo bist du letztes Wochenende hingegangen?
- Wo sind Sie letztes Wochenende hingegangen?
- Wo seid ihr letztes Wochenende hingegangen?

Waar ben je afgelopen weekend heengegaan?

Sie ist nicht dort hingegangen.

Ze is daar niet heen gegaan.

Alle sind dort hingegangen, nicht?

Iedereen ging daar toch heen?

- Wissen Sie, wo er hinging?
- Weißt du, wo er hingegangen ist?
- Wisst ihr, wo er hingegangen ist?
- Wissen Sie, wo er hingegangen ist?

Weet jij waar hij naartoe is gegaan?

Weißt du, wo er hingegangen ist?

Weet jij waar hij naartoe is gegaan?

- Ich ging hin.
- Ich bin hingegangen.

- Ik ben erheen gegaan.
- Ik ben er geweest.
- Ik ging erheen.

Wo bist du letzten Sonntag hingegangen?

Waar zijt ge vorige zondag naartoe geweest?

- Niemand ging hin.
- Keiner ist hingegangen.

- Niemand is ernaartoe gegaan.
- Niemand ging ernaartoe.

- Wo ist Tom hingegangen?
- Wohin ging Tom?

Waar ging Tom naartoe?

Ich bedaure, dass ich dort hingegangen bin.

- Ik heb spijt dat ik daarheen gegaan ben.
- Het spijt mij dat ik ernaartoe geweest ben.

Ich frage mich, wo Yoko hingegangen ist.

Ik vraag me af waar Yoko heen is gegaan.

Ich werde ihn fragen, wo er letzten Sonntag hingegangen ist.

Ik zal hem vragen waar hij vorige zondag naartoe gegaan is.

- Weißt du, wo er hingegangen ist?
- Weißt du, wohin sie gegangen ist?

Weet jij waar hij naartoe is gegaan?

- Ich bedauere, dorthin gegangen zu sein.
- Ich bedaure, dass ich dort hingegangen bin.

Het spijt mij dat ik ernaartoe geweest ben.

- Wo warst du gestern?
- Wohin bist du gestern gegangen?
- Wo bist du gestern hingegangen?

Waar ben je gisteren geweest?

- Tom glaubt zu wissen, wohin Maria gegangen ist.
- Tom glaubt zu wissen, wo Maria hingegangen ist.

Tom denkt dat hij weet waar Mary naartoe is.