Examples of using "Helm" in a sentence and their dutch translations:
Helm op.
Helm op!
Helm op.
Helm op. Touw naar beneden.
Je hebt mijn helm.
Tom heeft een helm nodig.
Heb je een helm?
Helm op. Touw naar beneden.
Een kogel doorboorde de helm.
Laten we dit klaarmaken. Helm op en gaan.
Je moet een helm als hoofdbescherming dragen.
U moet een helm als hoofdbescherming dragen.
Om dit blok. Helm op.
Helm af. Ik ga lopen. Deze kant op.
Het is gevaarlijk om zonder helm op een motor te rijden.
- Ik draag altijd een helm wanneer ik fiets.
- Ik heb altijd een helm op wanneer ik fiets.
- Wanneer ik fiets draag ik altijd een helm.
- Wanneer ik fiets heb ik altijd een helm op.
Laten we onze helm opzetten... ...en dan kan ik een van deze gloeistaven gebruiken.
Men moet een helm opzetten om het hoofd te beschermen.
Ik moet deze opdoen. Ik zal een hoop losse stenen tegenkomen.