Examples of using "Französischlehrerin" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben leraar Frans.
- Ik ben lerares Frans.
Tom dacht dat Mary lerares Frans was.
Ik ben je lerares Frans.
- Wie is jouw leraar Frans?
- Wie is uw leraar Frans?
- Wie is jullie leraar Frans?
Onze docent Frans is Canadees.
Mijn lerares Frans is even oud als ik.