Examples of using "Dachte" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben het ermee eens.
- Ik denk hetzelfde.
- Ik dacht hetzelfde.
- Ik heb dezelfde indruk.
- Ik voel me ook zo.
- Ik ben het daarmee eens.
- Ik heb hetzelfde gevoel.
- Tom dacht er anders over.
- Tom dacht daar anders over.
- Ik dacht dat je niet ging komen.
- Ik dacht toch dan je niet ging komen.
- Ik heb goed nagedacht.
- Ik dacht goed na.
Ik heb aan je gedacht.
Ik dacht dat hij een arts was.
Ik dacht dat ik u hoorde.
het zou wel goed zou komen, dacht ik.
Ze dacht aan geen kwaad.
Ik dacht dat hij een grapje maakte.
Ik dacht dat ik je begreep.
- Ik dacht dat ik mijn verstand aan het verliezen was.
- Ik dacht dat ik doordraaide.
Ik dacht dat Tom dood was.
Ik dacht dat Tom sliep.
Ik dacht dat het waar was.
Ja, dat dacht ik al.
Ik dacht dat hij alleen zou komen.
Ik dacht dat het voor de hand lag.
Ze wist wat hij dacht.
Tom dacht dat Mary sliep.
Ik dacht dat Tom een muzikant was.
Tom dacht vaak aan Mary.
Ik heb ook aan u gedacht.
Tom dacht dat Mary John kende.
Dacht ik het niet!
Ze dacht dat ik dokter was.
Tom dacht heel lang na.
Tom dacht hetzelfde als ik.
Tom dacht aan de kinderen.
Ze dacht dat ik dokter was.
- Ik dacht dat je om Tom gaf.
- Ik dacht dat u om Tom gaf.
De situatie is erger dan ik dacht.
Ik dacht: dit is echt een probleem.
'Dit is ongelooflijk.'
Ik vond dat ik dat moest doen.
Eerst dacht ik dat ze ziek was.
Eerst dacht ik dat ze ziek was.
Ik dacht dat we samen zouden ontbijten.
Ik dacht dat het mijn werk was.
Ik dacht dat we uit eten zouden gaan.
Ik dacht dat we zouden sterven.
Ik dacht dat je Tom niet aardig vond.
Ik dacht dat hij mijn broer was.
- Ik dacht dat hij een arts was.
- Ik geloofde dat hij een arts was.
Dat is anders dan wat ik dacht.
Ik dacht dat je naar Boston ging.
Ik dacht dat Tom in Australië was.
- Ik dacht dat je in Boston woonde.
- Ik dacht dat u in Boston woonde.
- Ik dacht dat jullie in Boston woonden.
Ik dacht dat de sleutel alles kon openen.
Dat is niet wat ik dacht.
Het is erger dan ik dacht.
Tom dacht dat Mary van hem hield.
- Ik dacht dat u een grapje maakte.
- Ik dacht dat je een grapje maakte.
Ik dacht dat het waar was.
Ik dacht dat hij niet zou komen.
Dat dacht ik dus ook.
Tom dacht dat Mary lerares Frans was.
Ik dacht dat Tom geen auto had.
Ik dacht dat jullie alleen vrienden waren.
Tom dacht dat hij een kat was.
Ik dacht dat ze me ging vermoorden.
Ik dacht dat je me wilde vermoorden.
Ik dacht dat hij me wilde vermoorden.
Ik dacht dat ik je hoorde.
Ik dacht dat jouw oom in Nyíregyháza woonde.
- Ik dacht dat je hierin wel geïnteresseerd zou zijn.
- Ik dacht dat je je hiervoor wel zou interesseren.
- Ik dacht dat je hiervoor wel belangstelling zou hebben.
- Je hebt een betere smaak dan ik dacht.
- U heeft een betere smaak dan ik dacht.
Ik dacht niet dat je het ging halen.
Dit kan niet waar zijn, dacht ik.
...dacht ze: oké, slangsterren stelen mijn eten.
Ik kan mijn ogen nauwelijks geloven.
Eerst dacht ik dat ze op de vissen jaagde.
Ik dacht net aan een nieuwe baan.
Ik dacht dat hij iets voor ons achterhield.
Eerst dacht ik dat hij je broer was.
Ik dacht dat je thuis ging blijven.
- Ik heb echt wat nieuwe kleren nodig, dacht Dima.
- "Ik heb echt nieuwe kleren nodig" dacht Dima.
Ik dacht dat ze hoogstens 30 jaar was.
Tom dacht aan zijn ongeluk en zuchtte.