Examples of using "Fahr" in a sentence and their dutch translations:
Rijd!
Rij voorzichtig!
Rijd veilig!
Blijf rijden.
Rij langzamer!
Ga naar de hel!
Rij alsjeblieft voorzichtig.
Rij langzamer, alsjeblieft.
- Ga alsjeblieft door.
- Gaat u alstublieft door.
Rij voorzichtig, alsjeblieft!
Rij voorzichtig, alsjeblieft.
- Rij langzaam.
- Rij langzaam!
Rij langzamer!
Rijd sneller.
Bestuur geen auto onder invloed van alcohol.
Rijd veilig!
- Rot op!
- Je kan de pot op!
- Krijg wat!
- Rij voorzichtig.
- Voorzichtig rijden.
- Rot op!
- Rot op.
- 's Zomers ga ik naar de zee, 's winters naar de bergen.
- In de zomer ga ik naar de zee, in de winter naar de bergen.
- Zomers ga ik naar de zee, 's winters naar de bergen.
Zet de auto in de garage.
Volg die auto.
Ga op deze straat rechtdoor.
Zet de auto in de garage.