Translation of "Vorsichtig" in Dutch

- Fahren Sie vorsichtig.
- Fahr vorsichtig.
- Fahre vorsichtig.

- Rij voorzichtig.
- Voorzichtig rijden.

Vorsichtig!

- Voorzichtig!
- Pas op!

- Sei vorsichtig!
- Seien Sie vorsichtig!

Wees wel voorzichtig.

- Pass auf!
- Sei vorsichtig!
- Vorsicht!
- Vorsichtig!
- Seien Sie vorsichtig.

Wees voorzichtig.

- Sei sehr vorsichtig!
- Seien Sie sehr vorsichtig!
- Seid sehr vorsichtig!

Wees heel voorzichtig.

- Sei bitte vorsichtig!
- Seien Sie bitte vorsichtig!
- Seid bitte vorsichtig!

- Wees alsjeblieft voorzichtig.
- Wees alstublieft voorzichtig.

Vorsichtig, Leute.

Rustig aan, jongens.

- Vorsicht!
- Vorsichtig!

- Kijk uit!
- Voorzichtig!
- Let op!
- Geef acht!
- Wees voorzichtig.
- Pas nu op!
- Attentie!
- Opgepast!
- Pas op!
- Kijk uit.

Sei vorsichtig!

Pas op!

Fahr vorsichtig!

Rij voorzichtig!

Fahre vorsichtig.

Rijd voorzichtig.

Reite vorsichtig.

Rijd voorzichtig.

Sei vorsichtig.

Wees voorzichtig.

Seid vorsichtig!

Wees voorzichtig!

Vorsichtig, bitte.

Voorzichtig, alsjeblieft.

- Pass auf!
- Sei vorsichtig!
- Vorsicht!
- Vorsichtig!
- Bitte aufpassen!
- Achtung!
- Seien Sie vorsichtig.

- Kijk uit!
- Voorzichtig!
- Let op!
- Pas op!

- Du musst vorsichtig sein.
- Sie müssen vorsichtig sein.

- Je moet voorzichtig zijn.
- U moet voorzichtig zijn.
- Jullie moeten voorzichtig zijn.

- Pass auf!
- Sei vorsichtig!
- Vorsicht!
- Vorsichtig!
- Aufgepasst jetzt!

- Kijk nu uit!
- Pas nu op!

- Sei vorsichtig!
- Seid vorsichtig!
- Seien Sie vorsichtig!
- Gehe vorsichtig zu Werke!
- Lass Vorsicht walten!
- Gehen Sie vorsichtig zu Werke!
- Geht vorsichtig zu Werke!
- Lasst Vorsicht walten!
- Lassen Sie Vorsicht walten!

Wees voorzichtig!

Wartet. Vorsichtig weitergehen!

Wacht even, rustig.

Fahren Sie vorsichtig.

Rijdt u voorzichtig.

Ich bin vorsichtig.

Ik ben voorzichtig.

Ich war vorsichtig.

Ik was voorzichtig.

Wir sind vorsichtig.

We zijn voorzichtig.

Tom ist vorsichtig.

Tom is voorzichtig.

Tom, sei vorsichtig.

Tom, wees voorzichtig!

Tom fährt vorsichtig.

Tom rijdt voorzichtig.

Fahr bitte vorsichtig.

Rij alsjeblieft voorzichtig.

- Sei vorsichtig!
- Vorsicht!

- Wees voorzichtig!
- Pas op!

Vorsichtig! Bissiger Hund!

Pas op, de hond bijt!

Fahr bitte vorsichtig!

Rij voorzichtig, alsjeblieft!

Bitte fahr vorsichtig.

Rij voorzichtig, alsjeblieft.

Bitte fahrt vorsichtig.

Gelieve voorzichtig te rijden.

Fahren Sie vorsichtig!

Rij voorzichtig!

- Pass auf!
- Sei vorsichtig!
- Vorsicht!
- Vorsichtig!
- Achtung!
- Hört, hört!

Attentie!

- Wir sollten sehr vorsichtig sein.
- Wir müssen ganz vorsichtig sein.

We moeten heel voorzichtig zijn.

Vorsichtig an die Kante.

Voorzichtig, tot de rand.

Er muss vorsichtig sein.

Hij moet oppassen.

Sie machte das vorsichtig.

Zij deed het voorzichtig.

Du musst vorsichtig sein.

- Je moet voorzichtig zijn.
- U moet voorzichtig zijn.

Ich muss vorsichtig sein.

Ik moet voorzichtig zijn.

Sei aber bitte vorsichtig!

Maar wees alstublieft voorzichtig!

Ich bin wirklich vorsichtig.

Ik ben heel voorzichtig.

Sei nächstes Mal vorsichtig.

Wees voorzichtig de volgende keer.

- Pass auf!
- Sei vorsichtig!
- Sieh dich vor!
- Gib Obacht!
- Gib Acht!
- Gib acht!
- Seien Sie vorsichtig.
- Seid vorsichtig.
- Sei achtsam.

- Wees voorzichtig.
- Pas op!

Schau. Ich muss vorsichtig sein.

Kijk. Een beetje voorzichtig met hem.

Ganz vorsichtig an die Kante.

Voorzichtig, tot de rand.

Marie schloss die Tür vorsichtig.

Marie deed zachtjes de deur toe.

Nie ist man zu vorsichtig.

Men is nooit te voorzichtig.

Ich werde sehr vorsichtig sein.

Ik zal heel voorzichtig zijn.

Versuch wenigstens, vorsichtig zu sein.

Probeer tenminste voorzichtig te zijn.

- Fahr sicher!
- Fahren Sie vorsichtig.

Rijd veilig!

Sei vorsichtig! Das ist hochentzündlich!

Doe voorzichtig. Het is erg brandbaar.

- Sei auf dem Weg nach Hause vorsichtig!
- Seien Sie auf dem Weg nach Hause vorsichtig!
- Seid auf dem Weg nach Hause vorsichtig!

Wees voorzichtig op de weg naar huis.

Und erzählten vorsichtig von ihren Träumen,

terwijl ze zachtjes praatten over hun dromen,

Aber wir bewegen uns sehr vorsichtig.

...maar we bewegen heel voorzichtig.

Man muss die Steine vorsichtig umdrehen.

Maar wees voorzichtig als je deze rotsen omduwt.

Männliche Kraushaar-Vogelspinnen müssen vorsichtig sein.

Een mannelijke krulhaarvogelspin moet oppassen.

- Vorsichtig! Bissiger Hund!
- Vorsicht, bissiger Hund!

Pas op, de hond bijt!

Meine Mutter öffnete vorsichtig die Tür.

Mijn moeder deed de deur voorzichtig open.

Sei vorsichtig! Der Boden ist glatt.

Wees voorzichtig. De vloer is glad.

Sei vorsichtig! Dieses Messer ist scharf!

Pas op. Dat mes is scherp.

- Tom fährt sicher.
- Tom fährt vorsichtig.

Tom rijdt voorzichtig.

Sei vorsichtig! Das ist kein Spielzeug!

Voorzichtig. Dit is geen speelgoed.

- Der Alte ging vorsichtig über die Straße.
- Der alte Mann ging vorsichtig über die Straße.

De oude man stak voorzichtig de straat over.

- Sei vorsichtig! Du stichst hier in ein Hornissennest.
- Seid vorsichtig! Ihr stecht hier in ein Hornissennest.
- Seien Sie vorsichtig! Sie stechen hier in ein Hornissennest.

Wees voorzichtig. Je verstoort zo nog een wespennest.

Wir müssen also etwas vorsichtig sein. Okay.

Dus we moeten gewoon een beetje voorzichtig zijn. Oké.

Und jetzt können wir sie vorsichtig loslassen.

En dan laten we hem zachtjes los en we laten hem gaan.

Und dann kann ich sie vorsichtig loslassen.

En dan laten we hem zachtjes los en we laten hem gaan.

Mit Schießpulver muss man überaus vorsichtig umgehen.

Buskruit moet met zorg behandeld worden.

- Pass auf!
- Sei vorsichtig!
- Sieh dich vor!

- Kijk uit!
- Voorzichtig!
- Let op!
- Geef acht!
- Wees voorzichtig.
- Pas nu op!
- Attentie!
- Opgepast!
- Pas op!
- Kijk uit.

Die Straße ist eine Eisbahn, sei vorsichtig.

De straat is een ijsbaan, wees voorzichtig.

- Pass auf!
- Sei vorsichtig!
- Vorsicht!
- Vorsichtig!
- Sieh dich vor!
- Gib Obacht!
- Gib Acht!
- Sei auf deiner Hut!

- Kijk uit!
- Voorzichtig!
- Let op!
- Geef acht!
- Pas op!
- Kijk uit.

Auf dem zugefrorenen See müssen wir vorsichtig sein.

Wees voorzichtig op bevroren meren.

Da vorne geht es nach unten. Ganz vorsichtig.

Er is hier een afgrond. Kom wat dichterbij.

Ich muss vorsichtig sein, falls irgendetwas... ...darin ist.

Een beetje voorzichtig, voor het geval... ...er iets in zit.

Wenn du vorsichtig fährst, kannst du Unfälle vermeiden.

Als je voorzichtig rijdt, kun je ongelukken voorkomen.

- Er ist sehr vorsichtig.
- Er ist sehr sorgfältig.

Hij is heel voorzichtig.

- Sei auf der Hut.
- Sei vorsichtig.
- Sei achtsam.

Hou je ogen open.