Examples of using "Draußen" in a sentence and their dutch translations:
Heet buiten?
Wacht buiten.
Het sneeuwt buiten.
Er staat iemand buiten.
Het regent buiten.
Wacht buiten.
Heet buiten?
Ik zal buiten wachten.
Het is koud buiten.
Laten we buiten praten!
Het is donker buiten.
- Ga buiten oefenen.
- Ga buiten trainen.
- Ga buiten sporten.
Is daar iemand?
Het is koud buiten.
Buiten is een bewaker.
Hij speelt buiten.
Ik zal buiten wachten.
Kom naar buiten.
- Ze staan buiten.
- Zij staan buiten.
Tom is buiten.
Tom speelt buiten.
We waren buiten.
Ik ben buiten.
Tom zit buiten.
Het wordt donker buiten.
- Het is nog klaar buiten.
- Buiten is het nog licht.
Ik zal buiten wachten.
Het was pikdonker buiten.
Buiten wordt het steeds lichter.
Ik hoor voetstappen buiten.
Het is koud buiten.
Het is koud buiten.
- Ik rende naar buiten.
- Ik ben naar buiten gerend.
- Ik liep naar buiten.
- Ik ben naar buiten gelopen.
De taxi wacht buiten.
Het is donker buiten.
Het wordt donker buiten.
De vogels zingen buiten.
Ga terug naar buiten.
Ik ga naar buiten.
Jazz, je ligt eruit.
Mijn auto staat buiten geparkeerd.
Kijk maar naar buiten.
Ik ging naar buiten.
Ik zit niet graag buiten.
- Het is buiten pikzwart.
- Het is buiten pikdonker.
De kinderen zouden buiten moeten spelen.
Tegenwoordig spelen kinderen niet buiten.
Verdorie, het is koud buiten.
Vandaag moeten we buiten slapen.
Mag ik buiten gaan wandelen?
Nu wordt het donkerder buiten.
Tom is nog steeds buiten.
Buiten is het nog licht.
- Het is nog klaar buiten.
- Buiten is het nog licht.
Tom houdt van buiten zijn.
Ik zit niet graag buiten.
Je verbrandt hier zo veel calorieën.
Massa's mensen drommen buiten samen om het spektakel te bekijken...
En het wrak ligt daar ergens.
Kom binnen. Het is koud buiten.
Het lijkt buiten warm te zijn.
Ga buiten, of kom binnen.