Examples of using "Cousins" in a sentence and their dutch translations:
- Wij zijn neven en nichten.
- Wij zijn neven.
Ik heb drie neven.
Die twee jongens zijn neven van elkaar.
- Het zijn neven en nichten.
- Ze zijn neven en nichten.
- Ze zijn neven.
- Het zijn neven.
Mijn neven en nichten wonen allemaal in Australiƫ.
Ze zijn neven, als ik het me goed herinner.
Een van mijn neven is met een romanschrijfster getrouwd.
Ik heb drie neven.
- Ik heb twee nichtjes.
- Ik heb twee neefjes.