Translation of "Beantworten" in Dutch

0.012 sec.

Examples of using "Beantworten" in a sentence and their dutch translations:

Am einfachsten zu beantworten,

voor ons te beantwoorden,

Kannst du das beantworten?

Kan je dit beantwoorden?

- Du musst diese Fragen nicht beantworten.
- Du musst die Fragen nicht beantworten.
- Sie müssen die Fragen nicht beantworten.
- Sie brauchen diese Fragen nicht beantworten.

- U moet die vragen niet beantwoorden.
- Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.

- Nur du kannst diese Frage beantworten.
- Lediglich ihr könnt diese Frage beantworten.
- Ausschließlich Sie können diese Frage beantworten.

Alleen gij kunt de vraag beantwoorden.

- Ich kann deine Frage nicht beantworten.
- Ich kann Ihre Frage nicht beantworten.
- Ich kann eure Frage nicht beantworten.

Ik kan uw vraag niet beantwoorden.

- Kein Student konnte die Frage beantworten.
- Kein Schüler konnte die Frage beantworten.

Geen enkele student kon de vraag beantwoorden.

- Ich kann diese Frage nicht beantworten.
- Die Frage kann ich nicht beantworten.

- Ik kan niet antwoorden op die vraag.
- Op die vraag kan ik niet antwoorden.

- Du musst diese Fragen nicht beantworten.
- Sie brauchen diese Fragen nicht beantworten.

- U moet die vragen niet beantwoorden.
- Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.

- Du musst die Fragen nicht beantworten.
- Sie müssen die Fragen nicht beantworten.

Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.

- Sie müssen diese Frage nicht beantworten.
- Du brauchst diese Frage nicht zu beantworten.
- Ihr braucht diese Frage nicht zu beantworten.
- Sie brauchen diese Frage nicht zu beantworten.

Je hoeft die vraag niet te beantwoorden.

Muss ich alle Fragen beantworten?

Moet ik alle vragen beantwoorden?

Jedes Kind kann das beantworten.

Eender welk kind kan dat beantwoorden.

Bitte beantworten Sie meine Frage.

Antwoord op mijn vraag alstublieft.

Sie kann deine Frage beantworten.

Zij kan jouw vraag beantwoorden.

Ich konnte alle Fragen beantworten.

Ik kon alle vragen beantwoorden.

Kann jemand meine Frage beantworten?

Kan iemand mijn vraag beantwoorden?

Bob kann alle Fragen beantworten.

Bob kan alle vragen beantwoorden.

Du musst diese Fragen beantworten.

Je moet deze vragen beantwoorden.

Sollte ich diesen Brief beantworten?

Zou ik deze brief beantwoorden?

Ich muss deinen Brief beantworten.

Ik moet je brief beantwoorden.

- Deine Frage ist sehr schwer zu beantworten.
- Ihre Frage ist sehr schwer zu beantworten.
- Eure Frage ist sehr schwer zu beantworten.
- Deine Frage lässt sich nur sehr schwer beantworten.
- Ihre Frage lässt sich nur sehr schwer beantworten.
- Eure Frage lässt sich nur sehr schwer beantworten.

Je vraag is heel moeilijk te beantwoorden.

- Es ist schwierig, deine Frage zu beantworten.
- Deine Frage ist schwer zu beantworten.

Het is moeilijk op uw vraag te antwoorden.

- Du musst diese Frage nicht beantworten.
- Du brauchst diese Frage nicht zu beantworten.

Je hoeft deze vraag niet te beantwoorden.

- Die Frage war zu schwer zu beantworten.
- Diese Frage ließ sich nur schwer beantworten.
- Die Frage ließ sich nur schwer beantworten.

De vraag was te moeilijk om hem te beantwoorden.

- Du musst auf diese Frage nicht antworten.
- Sie müssen diese Frage nicht beantworten.
- Du musst diese Frage nicht beantworten.
- Du brauchst diese Frage nicht zu beantworten.
- Ihr braucht diese Frage nicht zu beantworten.
- Sie brauchen diese Frage nicht zu beantworten.

Je hoeft deze vraag niet te beantwoorden.

Jeder Student kann diese Frage beantworten.

Elke student kan die vraag beantwoorden.

Sie wird Ihre Frage beantworten können.

Ze zullen je vraag kunnen beantwoorden.

Vielleicht kann sie die Frage beantworten.

Misschien kan zij de vraag beantwoorden.

Er kann ihre Fragen nicht beantworten.

Hij kan haar vragen niet beantwoorden.

Ich kann Ihre Frage nicht beantworten.

Ik kan uw vraag niet beantwoorden.

Er konnte diese Frage nicht beantworten.

Hij kon deze vraag niet beantwoorden.

Ich kann diese Frage nicht beantworten.

- Ik kan niet antwoorden op die vraag.
- Op die vraag kan ik niet antwoorden.

Sie konnte immer alle Fragen beantworten.

Ze kon altijd op alle vragen antwoorden.

Nur du kannst diese Frage beantworten.

Alleen gij kunt de vraag beantwoorden.

Ich werde keine Fragen mehr beantworten.

Ik zal geen vragen meer beantwoorden.

Ich muss diesen Brief sofort beantworten.

Ik moet die brief onmiddellijk beantwoorden.

Die Frage kann ich nicht beantworten.

- Ik kan niet antwoorden op die vraag.
- Op die vraag kan ik niet antwoorden.

Kein Student konnte die Frage beantworten.

Geen enkele student kon de vraag beantwoorden.

Tom will die Frage nicht beantworten.

Tom zal de vraag niet beantwoorden.

Du musst diese Fragen nicht beantworten.

Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.

- Tom vermochte nicht alle von Marys Fragen zu beantworten.
- Tom konnte nicht alle Fragen Marias beantworten.

Tom kon niet al Mary's vragen beantwoorden.

Nur ich konnte die Frage richtig beantworten.

Alleen ik kon de vraag juist beantwoorden.

Es ist schwierig, diese Frage zu beantworten.

Het is moeilijk om op die vraag te antwoorden.

Zwing mich nicht, jene Frage zu beantworten.

Dwing me niet deze vraag te beantwoorden.

Ich werde versuchen, Ihre Frage zu beantworten.

Ik zal proberen uw vraag te beantwoorden.

Tommy konnte die letzte Frage nicht beantworten.

Tommy kon de laatste vraag niet beantwoorden.

Du brauchst keine weiteren Fragen zu beantworten.

Je hoeft geen verdere vragen te beantwoorden.

Ich möchte die letzte Frage zuerst beantworten.

Ik wil eerst de laatste vraag beantwoorden.

Ich bitte Sie, einige Fragen zu beantworten.

Ik wil u enkele vragen stellen.

Du brauchst diese Frage nicht zu beantworten.

Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.

Tom konnte nicht alle Fragen Marias beantworten.

Tom kon niet al Mary's vragen beantwoorden.

Du brauchst bloß die erste Frage zu beantworten.

Antwoord maar alleen op de eerste vraag.

Du musst seinen Brief beantworten, und zwar gleich.

Je moet zijn brief beantwoorden, en wel onmiddellijk.

Ich entschied mich, alle Fragen öffentlich zu beantworten.

Ik heb besloten alle vragen publiek te beantwoorden.

Wir werden versuchen, die folgenden Fragen zu beantworten.

We zullen proberen de volgende vragen te beantwoorden.

- Ich habe nicht vor, irgendwelche Fragen zu beantworten.
- Ich trage mich nicht mit der Absicht, irgendwelche Fragen zu beantworten.

Ik ben niet van plan eender welke vraag te beantwoorden.

Tom stellte Mary ein paar Fragen, die sie nicht beantworten konnte, aber sie konnte die meisten seiner Fragen beantworten.

Tom stelde Maria een paar vragen die ze niet kon beantwoorden, maar ze was in staat om de meeste van zijn vragen te beantwoorden.

- Du musst auf diese Frage nicht antworten.
- Du musst diese Frage nicht beantworten.
- Du brauchst diese Frage nicht zu beantworten.

Je hoeft deze vraag niet te beantwoorden.

Ich frage mich, ob ich seinen Brief beantworten soll.

Ik vraag mij af of ik zijn brief moet beantwoorden.

Ich weigere mich, eine so dumme Frage zu beantworten.

Ik weiger antwoord te geven op zo'n domme vraag.

Der Präsident war so freundlich, meinen Brief zu beantworten.

De president was zo vriendelijk om mijn brief te beantwoorden.

- Bitte antworten Sie mir.
- Bitte beantworten Sie meine Frage.

Antwoord op mijn vraag alstublieft.

Du bist an der Reihe, die Frage zu beantworten.

Het is jouw beurt om de vraag te beantwoorden.

Tom war so freundlich, mir meine Frage zu beantworten.

Tom was zo vriendelijk mijn vraag te beantwoorden.

Ein Narr fragt mehr, als zehn Weise beantworten können.

Een dwaas stelt meer vragen dan tien wijzen kunnen beantwoorden.

Hast du Lust, meine Frage zu beantworten oder nicht?

Heb je zin om mijn vraag te beantwoorden of niet?

- Es ist schwierig, diese Frage zu beantworten.
- Es ist schwierig, auf diese Frage zu antworten.
- Diese Frage ist schwer zu beantworten.

Het is moeilijk om op die vraag te antwoorden.

- Beantworte meine Frage!
- Beantworten Sie meine Frage!
- Beantwortet meine Frage!

Beantwoord mijn vraag.