Translation of "Angst" in Dutch

0.018 sec.

Examples of using "Angst" in a sentence and their dutch translations:

- Haben Sie Angst?
- Hast du Angst?
- Habt ihr Angst?

Bent u bang?

- Hab keine Angst.
- Habe keine Angst.

Wees niet bang.

- Ich habe vor Menschen Angst, die Angst haben.
- Ich habe vor Menschen, die Angst haben, Angst.

Ik ben bang van mensen die bang zijn.

- Warum hast du Angst?
- Warum haben Sie Angst?

Waarom bent u boos?

- Sie hat immer Angst.
- Er hat immer Angst.

- Hij heeft altijd angst.
- Zij heeft altijd angst.
- Hij is altijd bang.

Ich habe vor Menschen, die Angst haben, Angst.

Ik ben bang van mensen die bang zijn.

- Hab keine Angst.
- Habe keine Angst.
- Keine Panik!

Wees niet bang.

Ich habe Angst.

Ik ben bang.

Tom hatte Angst.

Tom was doodsbang.

Haben Sie Angst?

Bent u bang?

Hab keine Angst.

Wees niet bang.

Hab keine Angst!

- Wees niet bang!
- Vrees niet!

Tom hat Angst.

Tom is bang.

Wir hatten Angst.

We waren bang.

Du hast Angst.

Je bent bang.

Maria hatte Angst.

- Maria had schrik.
- Mary was bang.

Hat Tom Angst?

Is Tom bang?

Wir haben Angst.

Wij zijn bang.

Habe keine Angst.

Wees niet bang.

Hattet ihr Angst?

Waren jullie bang?

Hatten Sie Angst?

Was u bang?

- Ich habe Angst vor Spinnen.
- Spinnen machen mir Angst.

Ik ben bang voor spinnen.

- Hast du Angst vor Tom?
- Habt ihr Angst vor Tom?
- Haben Sie Angst vor Tom?

Ben je bang voor Tom?

- Du hast Angst vor ihm.
- Ihr habt Angst vor ihm.
- Sie haben Angst vor ihm.

- Jullie zijn bang voor hem.
- Jij bent bang voor hem.
- U bent bang voor hem.

- Ich habe Angst zu sterben.
- Ich habe Angst vorm Sterben.

Ik ben bang om dood te gaan.

- Ich habe überhaupt keine Angst.
- Ich habe kein bisschen Angst.

Ik heb geen greintje angst.

Alle hatten große Angst.

Iedereen was bang.

Nächtliche Welten... ...voller Angst...

Nachtelijke werelden... ...vol gevaren...

Sie hat immer Angst.

- Zij heeft altijd angst.
- Ze is altijd bang.

Er hat immer Angst.

- Hij heeft altijd angst.
- Hij is altijd bang.

Tom macht mir Angst.

Tom maakt me bang.

Ich habe keine Angst.

Ik ben niet bang.

Horrorfilme machen mir Angst.

Horrorfilms maken me bang.

Tiere riechen die Angst.

Dieren ruiken angst.

Die Angst geht um.

Angst heerst.

Es macht mir Angst.

- Het maakt me bang.
- Ik ben er bang voor.
- Ik word er bang van.

Tom hat immer Angst.

Tom is altijd bang.

Ich zitterte vor Angst.

Ik beefde van angst.

- Ich habe Angst vor der Dunkelheit.
- Ich habe Angst im Dunkeln.

- Ik ben bang voor het donker.
- Ik ben bang in het donker.

- Dieser Junge zeigte keine Angst.
- Dieser Junge hat keine Angst gezeigt.

Die jongen toonde geen angst.

- Ich habe keine Angst mehr.
- Jetzt habe ich keine Angst mehr.

Ik ben niet meer bang.

- Tom hatte Angst vor dem Schwimmen.
- Tom hatte Angst zu schwimmen.

Tom was bang om te zwemmen.

- Ich habe Angst vorm Sterben.
- Ich habe Angst vor dem Tod.

- Ik heb angst voor de dood.
- Ik ben bang voor de dood.

- Hast du Angst davor, Mädchen anzusprechen?
- Habt ihr Angst davor, Mädchen anzusprechen?
- Haben Sie Angst davor, Mädchen anzusprechen?

Vind je het eng om met meisjes te praten?

- Du hast Angst vor dem Tod?
- Hast du Angst vor dem Tod?

- Ben je bang voor de dood?
- Bent u bang voor de dood?
- Zijn jullie bang voor de dood?

Mut heißt trotz Angst weiterzugehen.

moed is door je angst heen gaan.

Muss man diese Angst ablegen

je je angst los moet laten

…diese Angst ungeheuer nachgelassen hatte.

...die angst grotendeels verdwenen was.

Frösche haben Angst vor Schlangen.

- Kikkers zijn bang voor slangen.
- Kikkers hebben schrik van slangen.
- Kikkers zijn bang van slangen.

Du hast Angst vor ihm.

Jij bent bang voor hem.

Ich habe Angst zu fallen.

Ik ben bang om te vallen.

Sie können ihre Angst überwinden.

Ze kunnen hun angst overwinnen.

Er hat Angst vorm Meer.

- Hij is bang voor de zee.
- Hij is bang van de zee.

Ich habe Angst vor Bären.

Ik ben bang voor beren.

Ich habe vor nichts Angst.

- Ik ben van niets bang.
- Niets maakt me bang.

Maria hat Angst vor Spinnen.

Mary is bang voor spinnen.

Ich habe Angst vor Katzen.

Ik ben bang voor katten.

Sie haben Angst vor ihm.

Ze zijn bang voor hem.

Er hat Angst vor Hunden.

Hij is bang voor honden.

Sie hat Angst vor Katzen.

Ze is bang voor katten.

Bekommen Sie bei Horrorfilmen Angst?

Wordt u bang bij griezelfilms?