Examples of using "Sien" in a sentence and their dutch translations:
Dat is van haar.
- Ieder zijn ding.
- Ieder zijn eigen ding.
- Eenieder krijgt wat hij verdient.
Dit vliegtuig is van hem.
- Het is van haar.
- Het is de hare.
Ieder zijn ding.
Ze houdt van de jongen alsof het haar eigen kind was.
- Dat is van hem.
- Dat is de zijne.
Ondanks dat het leven van zijn vader niet meer gered kon worden,
Dat is de mijne. Ik weet niet waar de zijne is.
- Dat is van haar.
- Dat is de hare.
Men ziet wel de splinter in het oog van een ander, maar niet de balk in zijn eigen oog.
- Ik ben van haar en zij is van mij.
- Ik ben de hare, zij is de mijne.
Is dit jouw tas of de zijne?