Examples of using "Covid" in a sentence and their dutch translations:
- Mag ik je testen op COVID-19?
- Mag ik u testen op COVID-19?
- Hebt u al een COVID-19-vaccin gekregen?
- Heb je al een COVID-19-vaccin gekregen?
- Ik heb uw toestemming nodig om u te testen op COVID-19.
- Ik heb je toestemming nodig om je te testen op COVID-19.
- Als het COVID-19-vaccin beschikbaar was, zou u het dan willen krijgen?
- Als het COVID-19-vaccin beschikbaar was, zou je het dan willen krijgen?
- Als het COVID-19-vaccin beschikbaar was, zouden jullie het dan willen krijgen?
- Bent u in de afgelopen 14 dagen in nauw contact geweest met iemand die positief getest is op COVID-19?
- Ben je in de afgelopen 14 dagen in nauw contact geweest met iemand die positief getest is op COVID-19?