Translation of "Cherchais" in Dutch

- C'est toi, celui que je cherchais.
- C'est toi, celle que je cherchais.
- Tu es celui que je cherchais.
- Tu es celle que je cherchais.
- Celui que je cherchais, c'est toi.
- Celle que je cherchais, c'est toi.

- Gij zijt de persoon die ik zocht.
- Jij bent degene die ik zocht.

- Tu es celui que je cherchais.
- Celui que je cherchais, c'est toi.

Jij bent degene die ik zocht.

- Tu es l'homme que je cherchais.
- Vous êtes l'homme que je cherchais.

Jij bent de man waarnaar ik op zoek ben geweest.

- Vous êtes la personne que je cherchais.
- Celui que je cherchais, c'est toi.

- Jij bent de man waarnaar ik op zoek ben geweest.
- Gij zijt de persoon die ik zocht.
- Jij bent degene die ik zocht.

Tu es l'homme que je cherchais.

Jij bent de man waarnaar ik op zoek ben geweest.

J'ai trouvé ce que je cherchais.

Ik heb gevonden waarnaar ik op zoek was.

Celui que je cherchais, c'est toi.

Jij bent degene die ik zocht.

C'est toi, celle que je cherchais.

Jij bent degene die ik zocht.

Tu es celle que je cherchais.

Jij bent degene die ik zocht.

Je cherchais quelque chose qui n'existait pas.

Ik was op zoek naar iets wat er niet was.

J'ai trouvé la clef que je cherchais.

Ik heb de sleutel gevonden waar ik naar op zoek was.

C'est précisément le livre que je cherchais.

Dit is precies het boek waar ik naar heb gezocht.

Je cherchais une illustration de chien sur Google.

zocht ik naar 'chien' op Google Afbeeldingen.

Je cherchais Andy. Savez-vous où il est ?

Ik zocht Andy. Weet jij waar hij is?

- Je t'ai cherché.
- Je vous cherchais.
- Je vous ai cherché.

Ik was je aan het zoeken.

Je ne me souviens plus de ce que je cherchais.

Ik weet niet meer wat ik aan het zoeken was.