Examples of using "Jäin" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben gebleven.
- Ik bleef.
Ik ben thuis gebleven.
Ik ben thuis gebleven om uit te rusten.
Toen werd ik weer gepakt...
- Ik ging vorig jaar met pensioen.
- Ik ben vorig jaar met pensioen gegaan.
Daar is vallei waar we heen moeten. Ik zit in een opwaartse wind.
Ik werd bijna door een auto overreden.
Ik werd bijna overreden door een auto.
Ik bleef een dag langer in bed gewoon om zeker te zijn.