Examples of using "Were " in a sentence and their dutch translations:
We waren succesvol.
- U had gelijk.
- Je had gelijk.
- Jullie hadden gelijk.
Je sliep.
Ze zijn vermoord.
Ze hadden gelijk.
Ze waren aan het redetwisten.
Sommigen kwamen te laat.
- Ze naderden.
- Zij kwamen dichterbij.
Jullie hadden gelijk.
- Werd u neergeschoten?
- Werd je neergeschoten?
Was je alleen?
- Zijn prestaties werden erkend.
- Zijn prestaties genoten erkenning.
Zij waren oorspronkelijk boeren.
We waren allemaal geschokt.
De deuren waren gesloten.
- Ze waren aan het slapen.
- Ze sliepen.
Meenden jullie dat?
Waar waren we gebleven?
of die daadwerkelijk radicaal waren.
We waren verrast.
Voorraden waren goedkoop.
- Iedereen was stil.
- Ze waren allemaal stil.
- Zij waren allemaal stil.
- Ze waren allen stil.
- Zij waren allen stil.
- Ze zwommen.
- Ze waren aan het zwemmen.
- Iedereen was aanwezig.
- Allen waren aanwezig.
We hadden gelijk.
Ze waren tevreden.
- Ze waren bezig.
- Ze waren druk.
Waar waren we gebleven?
Ze hadden honger.
Je zei?
We waren vrienden.
We waren in de minderheid.
Je was perfect.
- Waren jullie aan het huilen?
- Was je aan het huilen?
- Is het je gelukt?
- Is het u gelukt?
- Is het jullie gelukt?
- Was je succesvol?
- Was u succesvol?
- Waren jullie succesvol?
- Je was fantastisch.
- U was fantastisch.
- Jullie waren fantastisch.
Je kwam te laat.
Was je gelukkig?
- Je was gelukkig.
- Jullie waren gelukkig.
- U was gelukkig.
We waren bang.
We hadden het koud.
- U had gelijk.
- Jullie hadden gelijk.
Ze hadden gelijk.
Jullie waren jaloers.
Ze waren teleurgesteld.
Ze waren allebei naakt.
- Je was geweldig.
- U was geweldig.
- Jullie waren geweldig.
Wij waren gelukkig.
Was je aan het vapen?
Was je oprecht?
- Was u nerveus?
- Was u zenuwachtig?
- Waren jullie zenuwachtig?
- Waren julie nerveus?
- Was jij nerveus?
- Was jij zenuwachtig?
Je was zwanger.
U was moe.
Je hebt het druk gehad.
Ze waren rijk.
Wij waren samen.
We waren succesvol!
- Werd u neergeschoten?
- Werd je neergeschoten?
- Werden jullie neergeschoten?
Ze sliepen.
- We wachtten.
- We waren aan het wachten.
Je had gelijk.
Beelden werden verbrand.
We waren buiten.
Ze overdreven.
- Was je daar?
- Was u daar?
- Zij waren aan het eten.
- Zij aten.
Jullie aten.
- We dronken.
- We waren aan het drinken.
Ze dronken.
We doken.
Jullie baden.
Ze baden.
Je studeerde.
- We waren aan het studeren.
- We studeerden.
Ze studeerden.
Ze waren moe.