Examples of using "Stiff" in a sentence and their dutch translations:
De concurrentie is groot.
Hun spieren zijn stijf.
Je verveelt je vast dood.
Tom verveelt zich dood.
Mijn schouders voelen stijf aan.
Mijn schouders zijn stijf.
Mijn rug is stijf.
Ik heb een stijve schouder.
Tom zal zich dood vervelen.
Ik voelde me een beetje stijf.
Ik heb een stijve nek.
Tom heeft een stijve nek.
Ze masseerde zijn stijve spieren.
Tom masseerde de stijve schouders van Maria.
- Ik liep tot mijn benen stijf waren.
- Ik liep tot mijn benen er stijf van werden.
Ik werd met een stijve nek wakker.
- Hij is niets speciaals. Slechts een bediende zoals de anderen.
- Hij is niets bijzonders, gewoon een werknemer, zoals alle anderen.
Ik verveel me dood.