Translation of "Felt" in Dutch

- I felt ill.
- I felt bad.
- I felt sick.

Ik voelde me slecht.

- I felt ill.
- I felt sick.

Ik voelde me slecht.

- I felt lonely.
- I felt alone.

Ik voelde me alleen.

- She felt poorly.
- She felt bad.

Ze voelde zich slecht.

- I felt ill.
- I felt bad.

Ik voelde me slecht.

- I felt lonely.
- I felt isolated.

Ik voelde me alleen.

- Tom felt uncomfortable.
- Tom felt awkward.

Tom voelde zich ongemakkelijk.

- He felt ill at ease.
- He felt uneasy.

Hij voelde zich niet lekker.

It felt too showy, it felt too melodramatic.

Het was me te 'kijk mij eens', veel te melodramatisch.

- I felt very lonely.
- I felt very isolated.

Ik voelde me heel eenzaam.

I felt ashamed,

Ik schaamde me,

I felt hungry.

- Ik had honger.
- Ik was hongerig.

He felt uneasy.

- Hij voelde zich ongemakkelijk.
- Hij voelde zich niet lekker.

Mary felt excluded.

Maria voelde zich buitengesloten.

Tom felt lucky.

Tom voelde zich gelukkig.

I felt lonely.

Ik voelde me alleen.

It felt good.

Het voelde goed.

I felt cold.

Ik had het koud.

I felt sick.

Ik voelde me slecht.

He felt tired.

Hij voelde zich moe.

She felt sick.

Ze voelde zich ziek.

She felt poorly.

Ze voelde zich slecht.

Tom felt overwhelmed.

Tom voelde zich overweldigd.

Tom felt responsible.

Tom voelde zich verantwoordelijk.

Tom felt safe.

Tom voelde zich veilig.

Tom felt terrible.

Tom voelde zich vreselijk.

Everyone felt safe.

Iedereen voelde zich veilig.

I felt cheated.

Ik voelde me bedrogen.

I felt happy.

Ik voelde me gelukkig.

Tom felt weak.

Tom voelde zich zwak.

I felt safer.

Ik voelde me veiliger.

I felt bad.

Ik voelde me slecht.

Tom felt uncomfortable.

- Tom voelde zich ongemakkelijk.
- Tom voelde zich niet op zijn gemak.

Tom felt tired.

Tom voelde zich moe.

Tom felt sick.

Tom voelde zich ziek.

Tom felt sad.

- Tom voelde zich verdrietig.
- Tom voelde zich droevig.

Tom felt lonely.

Tom voelde zich eenzaam.

Tom felt hungry.

Tom voelde zich hongerig.

Tom felt humiliated.

Tom voelde zich vernederd.

Tom felt happy.

Tom voelde zich gelukkig.

Tom felt cold.

Tom had het koud.

Tom felt relieved.

Tom voelde zich opgelucht.

Tom felt persecuted.

Tom voelde zich vervolgd.

Tom felt guilty.

Tom voelde zich schuldig.

Tom felt great.

- Tom voelde zich geweldig.
- Tom voelde zich fantastisch.

Tom felt frustrated.

Tom voelde zich gefrustreerd.

Tom felt foolish.

- Tom voelde zich dwaas.
- Tom voelde zich belachelijk.

Tom felt confused.

Tom voelde zich in de war.

I felt guilty.

Ik voelde me schuldig.

Tom felt better.

Tom voelde zich beter.

I felt awkward.

Ik voelde me ongemakkelijk.

I felt persecuted.

Ik voelde me vervolgd.

I felt seasick.

Ik ben zeeziek.

Tom felt angry.

- Tom voelde zich kwaad.
- Tom voelde zich boos.

Tom felt sleepy.

Tom voelde zich slaperig.

Tom felt abandoned.

Tom voelde zich verlaten.

I felt desperate.

Ik voelde me wanhopig.

Tom felt powerless.

Tom voelde zich machteloos.

It felt natural.

Het voelde natuurlijk aan.

I felt embarrassed.

Ik voelde me ongemakkelijk.

I felt rejected.

Ik voelde me afgewezen.

I felt tricked.

Ik voelde me bedrogen.

I felt insecure.

Ik voelde me onzeker.

I felt insulted.

Ik voelde me beledigd.

Tom felt loved.

Tom voelde zich geliefd.

I felt exhausted.

Ik voelde me uitgeput.

Tom felt defeated.

Tom voelde zich verslagen.

I felt defeated.

Ik voelde me verslagen.

Tom felt threatened.

Tom voelde zich bedreigd.

We felt safe.

We voelden ons veilig.

We felt sick.

We voelden ons ziek.

It felt satisfying.

- Het voelde bevredigend.
- Het voelde zich bevredigend aan.

- Tom felt sick.
- Tom was feeling unwell.
- Tom felt unwell.
- Tom was feeling ill.
- Tom felt ill.

Tom voelde zich ziek.

I felt very vulnerable.

Ik voelde me heel kwetsbaar.

Because she felt sick.

Omdat ze zich ziek voelde.

I felt very awkward.

Ik voelde me zeer ongemakkelijk.

I felt left out.

Ik voelde me buitengesloten.

I felt very happy.

- Ik voelde me zeer gelukkig.
- Ik voelde me heel gelukkig.

I felt bad afterwards.

Ik voelde me slecht achteraf.

I felt the earthquake.

Ik voelde de aardbeving.