Examples of using "Ice" in a sentence and their dutch translations:
Het ijs is gesmolten.
Het is ijskoud.
Ze houdt van ijs.
Wie wil er ijs?
Kinderen houden van ijs.
Thomas heeft zijn bijl in het ijs gestoken.
Iedereen houdt van ijs.
Dit is ijs.
Ik heb ijs nodig.
Het ijs is gesmolten.
Thee zonder ijs.
IJs is koel.
IJs is vast.
Waar is het ijs?
Het is ijskoud.
Ik wil graag een ijsje.
Het ijs smelt.
Ik eet ijs.
- Het is bitter koud.
- Het is ijskoud.
Warmte verandert ijs in water.
- Twee vanille-ijsjes alstublieft.
- Twee vanille-ijsjes asjeblieft.
Ik hou van chocoladeijs!
Ik wil geen ijs.
Drie ijsjes, alstublieft.
Tom houdt van chocolade-ijs.
Ik hou niet van ijs.
Door dit ijs.
Twee ijsjes, alstublieft.
Op ijs vallen doet pijn.
Wilt u wat ijs?
- Het ijs is aan het smelten.
- Het ijs smelt.
Is het ijs koud?
IJs smelt tot water.
Het ijs is gesmolten.
Drie ijsjes, alstublieft.
Ze houdt van ijs.
Ik heb ijsklontjes nodig.
Ik wil ijs.
Voeg veel ijs toe.
Tom houdt van ijs.
Het is een ijsje.
IJs is erg koud.
Waarom drijft ijs?
Ik hou van ijs.
- Ik hou van ijs.
- Ik ben gek op ijs.
Tom is dol op ijs.
Wie wil er ijs?
Ik heb ijs nodig.
Ik wil geen ijs.
De ijswagen!
Sami wilde ijs.
Ik hou van ijshockey.
Hij houdt van ijs.
Sami hield van ijs.
Zee-ijs trekt zich terug.
Houdt het ijs?
- Wil je meer ijs?
- Wilt u meer ijs?
- Willen jullie meer ijs?
Kan je schaatsen?