Examples of using "Ladder" in a sentence and their dutch translations:
Hij heeft een ladder nodig.
Ik heb een ladder nodig.
Ik heb de ladder nodig.
Ze viel van de ladder.
Tom klom op de ladder.
Kom van de ladder af!
Mag ik je ladder lenen?
Ze beklom een ladder.
De ladder zat onder de modder.
Onze ladder is stuk.
Hoeveel kost deze ladder?
Niet op die ladder klimmen; hij is niet veilig.
Waarom heb je een nieuwe ladder nodig?
Tom leunde de ladder tegen de muur.
Ze stond op een ladder, en verfde het plafond.
Ik koop een ladder bij de bouwmarkt.
Hij brak zijn bekken toen hij van de ladder viel.
Tom viel van een ladder en brak beide armen.
Het lijkt een oude ladder... ...aan de wand.
En op 13 juni, werd hun eerste aanval met een enkele schaalladder gemakkelijk afgestoten.