Translation of "Dad" in Dutch

0.011 sec.

Examples of using "Dad" in a sentence and their dutch translations:

No, Dad!

Nee, papa.

Hello, dad.

Hallo papa!

Ask dad!

Vraag het aan papa!

- How is your dad?
- How's your dad?

Hoe gaat het met je vader?

Dad is tall.

Papa is groot.

Happy birthday, Dad.

Fijne verjaardag, papa.

Where is dad?

Waar is pappa?

He's her dad.

Hij is haar papa.

- Is dad in the kitchen?
- Is Dad in the kitchen?

Is pap in de keuken?

- No, Dad!
- No, daddy.

Nee, papa.

My dad is smart.

Mijn vader is intelligent.

My dad just called.

- Mijn vader belde net.
- Mijn pa belde net.

I love my dad.

Ik hou van mijn vader.

Don't tell your dad.

Zeg het niet tegen je vader.

Please don't tell Dad.

Vertel het alsjeblieft niet aan papa.

Tell Dad to come.

Zeg tegen papa dat hij moet komen.

Dad bought me books.

Papa heeft boeken voor me gekocht.

- Hi, Father.
- Hello, dad.

Hallo papa!

Dad came home early.

Papa kwam vroeg thuis.

- Dad bought a book for me.
- Dad bought me a book.

Vader heeft een boek voor me gekocht.

- Mom is older than Dad.
- My mum is older than my dad.

Mijn moeder is ouder dan mijn vader.

So back to my dad.

Terug naar mijn vader.

I'm going to kill Dad.

Ik ga pap vermoorden.

Where are you going, Dad?

Papa, waar ga je heen?

Is Dad in the kitchen?

Is pap in de keuken?

My dad doesn't like soccer.

Mijn vader houdt niet van voetbal.

Dad knows what he's doing.

Papa weet wat hij doet.

What are you doing, Dad?

Wat doe je, papa?

My dad will kill me.

Mijn vader gaat me vermoorden.

Dad bought me a camera.

Papa heeft een fototoestel voor me gekocht.

Dad, what are you doing?

- Wat ben je aan het doen, papa?
- Vader, wat doe je?

Mom is older than Dad.

Mama is ouder dan papa.

Dad painted the walls white.

Papa schilderde de muren wit.

Is dad in the kitchen?

Is pap in de keuken?

Dad is coming home tomorrow.

Papa komt morgen thuis.

Your dad is really cool.

Je vader is echt cool.

Tom's dad is named Jean.

Toms vader heet Jean.

My dad bought me books.

Papa heeft boeken voor me gekocht.

Dad is a hard worker.

Papa is een man die hard werkt.

My dad built that house.

Mijn vader heeft dat huis gebouwd.

Dad always drives too fast.

Papa rijdt altijd te hard.

My dad speaks English well.

Mijn vader spreekt goed Engels.

When did Dad pass away?

Wanneer stierf pa?

I live with my dad.

- Ik woon bij mijn vader.
- Ik woon bij m'n pa.

- My dad bought me books.
- Daddy bought me books.
- Dad bought me books.

Papa heeft boeken voor me gekocht.

- Why is dad in the kitchen?
- Why is my dad in the kitchen?

- Waarom is pap in de keuken?
- Waarom is mijn pa in de keuken?

- Father bought me some books.
- My dad bought me books.
- Dad bought me books.

Papa heeft boeken voor me gekocht.

My dad is growing older now,

Mijn vader wordt ouder

So I went to see Dad.

Dus ging ik naar pap toe.

Dad is shaving in the bathroom.

Vader is zich aan het scheren in de badkamer.

My dad is in his room.

- Mijn vader is in zijn kamer.
- Mijn papa is in zijn kamer.

That's the building where Dad works.

Dat is het gebouw waar papa werkt.

Dad, a UFO! It's a UFO!

Paps, kijk, een ufo! Ja, het is een ufo!

This is where my dad works.

Dit is waar mijn vader werkt.

That's what my dad always says.

Dat is wat mijn vader altijd zegt.

Tom looks just like his dad.

Tom lijkt precies op zijn vader.

The mischievous son loved his dad.

Het speelse zoontje hield erg van zijn papa.

Why is dad in the kitchen?

Waarom is pap in de keuken?

- Where is my dad?
- Where's Daddy?

Waar is pappa?

- He's her dad.
- He's her father.

- Hij is haar vader.
- Hij is haar papa.

My dad keeps a journal every day.

Mijn vader houdt elke dag een dagboek bij.

My dad used to drive a Beetle.

Vroeger reed mijn vader een Kever.

You don't know my dad, do you?

Je kent mijn vader toch niet, of wel?

Mom and Dad probably won't get mad.

Mama en papa worden vast niet boos.