Examples of using "Met" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb hem ontmoet.
We hebben elkaar eerder ontmoet.
- Hun blikken kruisten elkaar.
- Hun blikken hebben elkaar gekruist.
Hun lippen raakten elkaar.
- Tom ontmoette Maria.
- Tom heeft Maria ontmoet.
We hebben elkaar eerder ontmoet.
We hebben elkaar eerder ontmoet.
Ik heb Mary ontmoet.
Ik heb Maria nooit ontmoet.
Ik kwam een oude vrouw tegen.
Ik heb Tom nog niet ontmoet.
Ik heb hem maar één keer ontmoet.
Toen hebben we elkaar ontmoet.
Ik heb hem een keer ontmoet.
Hebben wij elkaar niet al eerder ontmoet?
Hebben we elkaar eerder ontmoet?
Ik heb Ken gisteren ontmoet.
- Ik heb uw vriend ontmoet.
- Ik heb je vriend ontmoet.
Gisteren heb ik Christine ontmoet.
We ontmoetten elkaar gisteren nog.
Ik heb Mary gisteren ontmoet.
- Ik heb hem gisteren ontmoet.
- Ik ontmoette hem gisteren.
Ik heb je vriendin ontmoet.
Ik heb Maria nooit ontmoet.
Wij hebben een schrijver ontmoet.
Ik heb hem niet ontmoet.
Heb je haar ontmoet?
Ik heb haar zopas ontmoet.
We hebben elkaar afgelopen maandag ontmoet.
We hebben elkaar in Australië ontmoet.
We ontmoetten elkaar op zondag.
Ik heb hem verschillende keren ontmoet.
Ik ben haar op straat tegengekomen.
Bij de volgende les
Op een dag kwam ik hem tegen.
Gisteren heb ik je ouders ontmoet.
- Hij ontkende haar ontmoet te hebben.
- Hij ontkende dat hij haar ontmoet had.
Toevallig ben ik hem tegengekomen.
- Ik heb de president zelf ontmoet.
- Ik heb de president persoonlijk ontmoet.
Ik kwam een oude vrouw tegen.
Heb je mijn zus ontmoet?
Ik heb je vader gisteren ontmoet.
Ik heb hem maar één keer ontmoet.
Daar heb ik mijn vriendje ontmoet.
- Ik ontmoette Tom in Australië.
- Ik heb Tom in Australië ontmoet.
Ik ontmoette een Amerikaans meisje.
Heb je Toms vriendin leren kennen?
Ik heb Tom ook nog nooit ontmoet.
Ik had haar nog nooit ontmoet.
Hebben jullie elkaar ooit ontmoet?
- Ik heb Mattias in Spanje ontmoet.
- Ik ontmoette Mattias in Spanje.
Ze ontkende dat ze hem ontmoet had.
- Tom ontmoette Maria in Boston.
- Tom heeft Maria in Boston ontmoet.
Ik denk dat we elkaar eerder hebben ontmoet.
Gisteren heb ik je vaders ontmoet.
Gisteren heb ik je moeders ontmoet.
Ik kwam je scheikundeleraar tegen.
Sami heeft een lesbisch koppel ontmoet.
Sami heeft geen moslims ontmoet.
Sami ontmoette een Egyptisch meisje.
We hebben elkaar twee jaar geleden leren kennen.
Ik heb hem eergisteren ontmoet.
Ik zou willen dat ik Tom had kunnen ontmoeten.