Translation of "Gone" in Dutch

- They're gone.
- They've gone.

- Ze zijn weg.
- Zij zijn weg.

- Everything's gone.
- Everything is gone.

Alles is weg.

- Tom's gone.
- Tom is gone.

Tom is weg.

- Are they gone?
- Have they gone?

- Zijn ze weg?
- Zijn ze weggegaan?

Everything's gone.

- Alles is weg.
- Het is allemaal weg.

They've gone.

- Ze zijn weg.
- Zij zijn weg.

- He has gone mad.
- He's gone crazy.

Hij is gek geworden.

- Tom has gone mad.
- Tom has gone crazy.
- Tom has gone insane.

Tom is gek geworden.

- My headache has gone.
- My headache is gone.
- My headache has gone away.

- Mijn hoofdpijn is verdwenen.
- Mijn hoofdpijn is weg.

- You've gone too far!
- You've gone too far.

Je bent te ver gegaan!

- My headache has gone.
- My headache is gone.

Mijn hoofdpijn is verdwenen.

Summer is gone.

De zomer is voorbij.

It is gone.

Het is weg.

My wallet's gone.

Mijn portemonnee is verdwenen.

Have they gone?

Zijn ze weggegaan?

Tom was gone.

Tom was weg.

And it's gone.

En weg is het.

Is she gone?

Is ze weg?

He's gone crazy.

Hij is gek geworden.

- My headache is gone.
- My headache has gone away.

Mijn hoofdpijn is verdwenen.

- Have you gone nuts?
- Have you gone off your rocker?

- Ben je gek geworden?
- Zijn jullie gek geworden?
- Bent u gek geworden?

- Have you gone completely mad?
- Have you gone completely insane?

- Ben je helemaal gek geworden?
- Zijn jullie helemaal gek geworden?

The adrenaline was gone.

Mijn adrenaline was op.

The typhoon is gone.

De tyfoon is voorbij.

He has gone mad.

Hij is gek geworden.

Tom has gone crazy.

Tom is gek geworden.

He has gone out.

Hij is vertrokken.

Mother has gone shopping.

Moeder is aan het winkelen.

My headache has gone.

- Mijn hoofdpijn is verdwenen.
- Mijn hoofdpijn is weg.

- He left.
- He's gone.

- Hij vertrok.
- Hij ging weg.

Our money is gone.

Ons geld is weg.

The magic is gone.

De magie is weg.

Tom has gone skiing.

Tom is gaan skiën.

She has gone shopping.

Ze ging inkopen doen.

My apples are gone.

Mijn appels zijn weg.

Has he gone already?

Is hij al weg?

Your half is gone.

Jouw helft is weg.

Is your headache gone?

Is jouw hoofdpijn genezen?

- They've left.
- They've gone.

Ze zijn vertrokken.

He's gone into hiding.

Hij verstopt zich.

Have you gone nuts?

Ben je gek geworden?

Tom has gone AWOL.

- Tom is verdwenen.
- Tom is ongeoorloofd afwezig.

- She has gone shopping.
- She went shopping.
- She is gone shopping.

- Ze is gaan shoppen.
- Ze is gaan winkelen.

- Behave yourself while I'm gone.
- You behave yourself while I'm gone.

Gedraag jezelf als ik weg ben.

- She has gone to America.
- She has gone to the United States.

Ze is naar Amerika gegaan.

- Tom left.
- Tom's gone.
- Tom's left.
- Tom is gone.
- Tom has left.

Tom is weg.

- Everyone's gone fishing, except for Tom.
- Everybody's gone fishing, except for Tom.

Iedereen is gaan vissen, behalve Tom.

All the food was gone.

Al het eten was weg.

She found the money gone.

Ze zag dat het geld er niet meer was.

She has gone to Italy.

Ze is naar Italië gegaan.

He has gone to Switzerland.

Hij is naar Zwitserland gegaan.

I suppose he's gone home.

Ik vermoed dat hij naar huis is.

Mother has just gone shopping.

Moeder is net gaan winkelen.

Behave yourself while I'm gone.

Doe geen stoute dingen wanneer ik niet hier ben.

Have you gone completely mad?

- Ben je helemaal gek geworden?
- Zijn jullie helemaal gek geworden?

The stomach pains are gone.

De maagpijn is over.

These oranges have gone bad.

Deze sinaasappelen zijn bedorven.

We've gone over this before.

We hebben dit al een keer besproken.

All our money is gone.

Al ons geld is weg.

My rent has gone up.

Mijn huur is omhooggegaan.

Their plans have gone awry.

Hun plannen zijn helemaal misgegaan.

- I went fishing.
- Gone fishing

- Ik ging vissen.
- Ik ben gaan vissen.

Have you ever gone skiing?

- Ben je ooit gaan skiën?
- Bent u ooit gaan skiën?
- Zijn jullie ooit gaan skiën?

The fire has gone out.

Het vuur is uitgegaan.

She has gone to Paris.

Ze is naar Parijs gegaan.

The food has gone cold.

Het eten is koud geworden.

He has gone to Hokkaido.

Hij ging naar Hokkaido.

- Tom's gone.
- Tom is away.

Tom is weg.

Good thing he's already gone.

Goed dat hij al weg is.

She has never gone abroad.

Ze reisde nooit naar het buitenland.