Examples of using "Mad" in a sentence and their dutch translations:
- Tom is gek.
- Tom is boos.
Je bent gek.
Je bent gek!
Ben je kwaad?
- Is Tom nu kwaad?
- Is Tom boos?
Hij is nog steeds woedend.
- Ik ben zo boos.
- Ik ben zo kwaad.
Tom werd kwaad.
In een gekke wereld zijn alleen de gekken normaal.
Hij zag er boos uit.
Tom is boos.
Hij is gek geworden.
Jullie zijn gestoord!
- Waarom ben je boos?
- Waarom bent u boos?
- Waarom zijn jullie boos?
Mijn vrouw was razend.
Ben je nog steeds boos?
Mijn hond is hondsdol.
- Tom werd zeer boos.
- Tom werd heel boos.
Tom zou boos moeten zijn.
Tom zal boos zijn.
Tom maakt me gek.
Hij was duidelijk razend.
Hij zag er boos uit.
- Tom was erg kwaad.
- Tom was erg boos.
Zij is niet gek geworden.
- Ben je helemaal gek geworden?
- Zijn jullie helemaal gek geworden?
Hij wordt gemakkelijk boos.
Waarom ben je zo woedend?
Hij is gek op jou.
- Zijn jullie kwaad op Tom?
- Zijn jullie boos op Tom?
Ik was niet kwaad op Tom.
Het is gezond om gek te zijn.
Iedereen denkt dat ik gek aan het worden ben.
Ze is boos op me.
Italiaanse politici maken me kwaad.
- Tom zei dat Mary boos is.
- Tom zei dat Mary kwaad is.
Ik word stapelgek van Tom.
Ik ben niet boos of zo.
Ik was kwaad op Tom.
Hij is gek op voetbal.
Zij werd kwaad.
- Uw vrouw is kwaad op u.
- Je vrouw is boos op je.
Ben je kwaad?
Hij heeft de neiging kwaad te worden.
- Je bent gestoord!
- U bent gestoord!
- Jullie zijn gestoord!
Ik ben zeker dat mama kwaad zal zijn.
- Ben je gek?
- Ben je niet goed wijs?
- Tom ziet er boos uit.
- Tom kijkt kwaad.
- Je klinkt boos.
- Je klinkt kwaad.
Ze was boos op haar zoon.
Waarom ben je kwaad op Tom?
Ze moet wel boos op je zijn.
Tom leek boos.
Dat lawaai maakt me gek.
Ben je nog steeds boos op me?
Ik smeek je, wees niet boos.
Je ziet er niet boos uit.
Tom is gek.
Tom is woedend.
dat mensen er nog steeds boos over zijn.
Waar is hij boos op, vraag ik me af?
Bill werd boos en schold Dick uit.
Uiteindelijk werd de dichter gek.
Je hebt het recht om boos te zijn.
- Hij werd kwaad.
- Hij werd woedend.
- Hij werd razend.
Je bent toch niet meer boos op mij?
Mama en papa worden vast niet boos.
Probeer je me nu boos te maken?
Hij is nog steeds boos.
Tom werd kwaad en schold Mary uit.
Waarom zou ik boos op je zijn?
Hij is gek geworden.