Examples of using "Girl" in a sentence and their dutch translations:
Brave meid.
Brave meid.
Arme meid.
Ik ben een meisje.
Wie is dat meisje?
- Het meisje is knap.
- Het meisje is mooi.
Ik zie een meisje.
Wie is dat meisje?
Meisjes, kom naar voren!
Ze is een blonde meid.
Het meisje drinkt thee.
Het meisje lijkt op haar moeder.
Dat meisje lijkt wel een jongen.
Ze is een aardig meisje.
Een meisje belde me op.
Het meisje is eenzaam.
Het meisje springt.
Ik zie het meisje.
Het meisje is lelijk.
Je bent maar een meisje.
Het meisje is mooi.
Het meisje houdt van paarden.
Het meisje is Iers.
Dat meisje is Mary.
Het meisje is knap.
Het meisje drinkt thee.
Ik zie een meisje.
Wie is dat meisje?
Wie is dat meisje?
Wat voor een stout meisje!
- Het meisje leest.
- Het meisje is aan het lezen.
Sami herkende dat meisje.
Ik ben een meisje.
Ze is het meisje van mijn dromen.
Hoewel ze een meisje is, is ze dapper.
Het meisje heeft schrik van honden.
- Ze is een blond meisje.
- Ze is blond.
- Ze is een blonde meid.
Het jonge meisje lachte zorgeloos.
Een meisje verscheen voor me.
Het meisje knuffelde haar pop.
Hij trouwde met een Canadese.
Mike heeft twee vriendinnen.
Het meisje zag er zo bleek uit.
Het meisje lijkt op haar moeder.
Ze is een aardig meisje.
Ik zal een braaf meisje zijn.
Het meisje drinkt thee.
Dat meisje is heel knap.
Vind je dit meisje leuk?
Dat meisje is knap.
Wie is dit mooie meisje?
Jasmin is een Duitse meid.
Anna is een klein meisje.
- Dit meisje komt van Japan.
- Dit meisje komt uit Japan.
Ik ken geen van beide meisjes.
Het meisje heeft een muis.
Het meisje eet brood.
Deze meid is mijn vriendin.
Het meisje waste haar haar.
Julia is een goed meisje.
Kent u dat meisje?
Dat meisje heeft haar uiterlijk veranderd.
Emi is een flink meisje.