Examples of using "Christianity" in a sentence and their dutch translations:
Het christendom is gevaarlijk.
Ik geloof in het christendom.
- Hij heeft een vooroordeel tegen het christendom.
- Zij heeft een vooroordeel tegen het christendom.
Geloof je in het christendom?
De Franken bekeerden zich tot het christendom.
Ik ben nooit een aanhanger geweest van het christendom.
Het jodendom is niet echt het tegenovergestelde van het christendom.
Het heidendom staat veel dichter bij de natuur dan het christendom.
In het christendom wordt God afgebeeld als een man.
De drie grote monotheïstische religies zijn het christendom, islam en het jodendom.
De drie grote monotheïstische godsdiensten zijn islam, jodendom en christendom.
De drie grootste monotheïstische religies zijn het christendom, de islam en het jodendom.
Koning Harald Gormsson, beter bekend als "Harald Blauwtand", introduceerde het christendom in Denemarken.
Het christendom heeft zichzelf tot doel gesteld te voldoen aan de onbereikbare wensen van de mens, maar juist daarom heeft het zijn bereikbare wensen verwaarloosd.
Het Hof vreest niet voor de veiligheid van de christelijke godsdienst. Het gelooft niet dat de rots waarop het christendom rust ooit aan het wankelen kan worden gebracht.