Examples of using "Chalk" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb krijt nodig.
Dat is een klein krijtje.
Geef mij drie krijtjes.
Breng mij een stuk krijt.
Het is niet makkelijk met krijt te schrijven.
Hij nam een stuk krijt.
- Ze was lijkbleek.
- Ze zag zo bleek als een doek.
Het is niet makkelijk met krijt te schrijven.
Het is niet makkelijk met krijt te schrijven.
- Ze was lijkbleek.
- Ze zag zo bleek als een doek.
- Je vergelijkt appelen met peren!
- Je vergelijkt appels met peren.
- U vergelijkt appels met peren.
- Jullie vergelijken appels met peren.
Ik had ooit een meester, die gooide vaak een krijtje als er iemand niet op zat te letten, en dat moest je dan naar hem terugbrengen.