Translation of "Bring" in Dutch

0.011 sec.

Examples of using "Bring" in a sentence and their dutch translations:

Bring wine.

Breng wijn.

Bring help.

Haal hulp.

Bring food.

Breng eten.

Bring backup.

Breng versterking.

Bring tea.

Breng thee.

Bring mangos.

Breng mango's mee.

- Bring your children with you.
- Bring your children along.
- Bring your kids, too.

Breng je kinderen mee.

- Bring your children along.
- Bring your kids, too.

Neem uw kinderen mee.

Bring it here.

Breng het hier.

Wars bring scars.

Oorlogen brengen littekens.

Bring the key.

Breng de sleutel.

Bring my hat.

Breng mijn hoed.

Bring him in.

Breng hem naar binnen.

Bring your friends.

- Breng je vrienden mee.
- Laat je vrienden komen.

Bring your computer.

Neem je computer mee.

Bring a camera.

Breng een fototoestel!

We'll bring Tom.

We zullen Tom meebrengen.

We'll bring her.

We zullen haar brengen.

Bring tea immediately!

Breng onmiddellijk thee!

Bring a hat.

Breng een hoed.

They'll bring Tom.

Ze zullen Tom brengen.

Bring that here.

Breng me dat.

I'll bring wine.

Ik zal wijn brengen.

Bring him inside.

Breng hem naar binnen.

- What did Tom bring?
- What did Tom bring with him?

- Wat heeft Tom meegebracht?
- Wat heeft Tom meegenomen?

And bring them along.

en ze erin meenemen.

What should I bring?

Wat moet ik meenemen?

Bring everything to ruin.

Vernietig alles.

Bring me the dictionary.

Breng me het woordenboek.

Bring him to me.

Breng hem naar mij toe.

Bring it over soon.

- Breng hem snel binnen.
- Breng het snel binnen.

Bring us with you!

Neem ons met je mee!

Did you bring it?

- Heb je het meegebracht?
- Hebben jullie het meegebracht?
- Heeft u het meegebracht?

What did Tom bring?

Wat heeft Tom meegebracht?

Bring me some water.

Breng me wat water.

Bring your children along.

- Neem uw kinderen mee.
- Laat uw kinderen meekomen.
- Breng je kinderen mee.

What did you bring?

- Wat heb je meegebracht?
- Wat bracht je mee?
- Wat heeft u meegebracht?
- Wat hebben jullie meegebracht?

Bring me the magazines.

Breng me de tijdschriften.

Bring it to me.

- Breng het mij.
- Breng het mee.

Bring me today's paper.

Breng mij de krant van vandaag.

Can I bring Tom?

Mag ik Tom meenemen?

Bring me the scissors.

Breng me de schaar.

I can bring it.

Ik kan het brengen.

Who should I bring?

Wie zal ik meenemen?

Bring me another beer.

Breng me nog een biertje.

What can I bring?

Wat kan ik brengen?

Did you bring wine?

Hebben jullie wijn meegebracht?

Bring me my hat.

Breng mijn hoed.

Does money bring happiness?

Maakt geld gelukkig?

Don't bring your dog.

Breng je hond niet mee.

- You may bring whomever you like.
- You may bring whoever you like.
- You can bring anyone you like.

- Je mag meebrengen wie je maar wil.
- Je mag wie je maar wilt meenemen.

- Bring the water to a boil.
- Bring the water to the boil.

Breng het water aan de kook.

As I said, bring food.

Zoals ik al zei: neem eten mee.

Bring your brother with you.

Breng uw broer mee.

I'll bring one more towel.

Ik zal nog een handdoek brengen.

Please bring the master key.

Breng me alsjeblief de loper.

Please bring your own cutlery.

Uw eigen bestek meenemen graag.

Bring me the newspaper, please.

Breng mij de krant, alstublieft.

Bring the table outside, please.

Draag alstublieft de tafel naar buiten.

Bring me today's paper, please.

Breng mij de krant van vandaag alstublieft.

Bring me something to eat.

Breng me iets te eten.

Bring your friends with you.

Breng je vrienden mee.

Time and circumstances bring wisdom.

De wijsheid komt met de jaren.

Bring water with the bucket.

Breng water met de emmer.