Examples of using "Aunt" in a sentence and their dutch translations:
Waar is jouw tante?
Mijn tante had drie kinderen.
Mijn tante ziet er jong uit.
Tante, dit is Tom.
Ik ben Maria, Toms tante.
Wat doet je tante?
Zijn tante heeft drie katten.
Mijn tante heeft mij bloemen gebracht.
Mijn tante houdt van creoolse muziek.
Zijn tante woont in Oostenrijk.
Mijn tante heeft drie kinderen.
Mijn tante is al hier.
Of zou ik een tante zijn?
Mijn tante woont in New York.
Vader noemde me naar zijn tante.
Mijn tante is de zus van mijn vader.
De bejaarde tante van mijn man werd levend verbrand
Ze werd Elizabeth genoemd, naar haar tante.
Tante Joko is te zwak om te werken.
Mijn tante was blij met mijn succes.
Mijn tante is ouder dan mijn moeder.
Mijn tante heeft mij een verjaardagsgeschenk gestuurd.
Ik weet niet waar mijn tante woont.
Mijn oom is mager, maar mijn tante is dik.
Deze pop is een geschenk van mijn tante.
Deze pop is een geschenk van mijn tante.
Het geld is een erfenis van mijn tante.
Ik heb een tante die in Osaka woont.
Mijn tante gaf me een boek voor Kerstmis.
- Mijn tante spreekt Chinees alsmede Engels.
- Mijn tante spreekt zowel Chinees als Engels.
- Ik heb een tante die in Kyoto woont.
- Ik heb een tante die in Kioto woont.
Ik heb een tante die in Boston woont.
De zus van een ouder is een tante.
De zoon van een tante is een neef.
De dochter van een tante is een nicht.
Ik heb een tante die in Australië woont.
De volgende zondag gaan we onze tante bezoeken.
Ik ga bij mijn tante op Hawaï logeren.
Mijn tante woont in een eenzaam huis op de buiten.
- De schoonzus van een ouder is een tante.
- De zwagerin van een ouder is een tante.
- De zwageres van een ouder is een tante.
Maria toont haar tante en oom de oude stad.
Hij logeerde bij zijn tante.
De vrouw waarvan ik dacht dat het zijn tante was, was een vreemde.
Waarom kon de jongen niet zeggen hoe oud zijn tante was? - Hij kon dat niet zeggen omdat hij zulke grote getallen nog niet geleerd heeft op school.