Translation of "Looks" in Dutch

- It looks good.
- That looks good.

Dat ziet er goed uit.

- Tom looks terrific.
- Tom looks amazing.

Tom ziet er geweldig uit.

- This looks good.
- It looks good.

Het ziet er goed uit.

- Tom looks confused.
- Tom looks disoriented.

- Tom ziet er verward uit.
- Tom kijkt verward.

- Tom looks angry.
- Tom looks mad.

- Tom ziet er boos uit.
- Tom kijkt kwaad.

- Tom looks young.
- Tom looks youthful.

Tom ziet er jong uit.

- Everyone looks happy.
- Everybody looks happy.

Iedereen ziet er gelukkig uit.

- She looks pretty.
- She looks fit.

Ze ziet er leuk uit.

- He looks well.
- He's looking good.
- It looks good.
- That looks good.
- She looks well.

- Het ziet er goed uit.
- Hij ziet er goed uit.
- U ziet er goed uit.
- Zij ziet er goed uit.

- Things are looking good.
- This looks good.
- It looks good.
- That looks good.
- This looks great.

- Het ziet er goed uit.
- Dat ziet er goed uit.

- Tom looks exhausted.
- Tom appears exhausted.
- Tom looks frazzled.
- Tom looks weary.
- Tom looks worn out.

Tom ziet er uitgeput uit.

- Everyone looks uncomfortable.
- Tom looks awkward.
- Tom looks uncomfortable.
- Tom seems uncomfortable.

Tom ziet er ongemakkelijk uit.

- It looks as if he were sick.
- He looks sick.
- He looks ill.

Hij lijkt ziek.

- Looks like his mom.
- Looks like her mom.
- She looks like his mother.

- Zij ziet eruit als haar moeder.
- Zij ziet eruit als zijn moeder.

- She looks very good.
- He looks very good.

Hij ziet er heel goed uit.

- Tom is handsome.
- Tom looks fine.
- Tom looks good.
- Tom looks great.
- Tom looks nice.
- Tom is looking good.
- Tom is good-looking.
- Tom looks well.

Tom is knap.

Tom looks pale.

Tom ziet er bleekjes uit.

He looks suspicious.

Hij ziet er verdacht uit.

She looks lonesome.

- Ze ziet er eenzaam uit.
- Ze lijkt eenzaam.

He looks strong.

Hij ziet er sterk uit.

He looks healthy.

Hij ziet er gezond uit.

He looks pale.

Hij ziet er bleek uit.

She looks sad.

Ze ziet er triest uit.

She looks tired.

Ze ziet er moe uit.

He looks young.

Hij ziet er jong uit.

It looks strange.

- Het ziet er vreemd uit.
- Het ziet er raar uit.

Ken looks happy.

Ken ziet er gelukkig uit.

He looks happy.

Hij ziet er blij uit.

She looks confused.

Zij lijkt in de war.

He looks confused.

- Hij lijkt verward.
- Hij lijkt in de war.

Tom looks terrified.

- Tom ziet er doodsbang uit.
- Tom kijkt doodsbang.

Tom looks scared.

- Tom ziet er bang uit.
- Tom kijkt bang.

Tom looks nervous.

- Tom lijkt nerveus.
- Tom lijkt zenuwachtig.
- Tom ziet er zenuwachtig uit.
- Tom ziet er nerveus uit.
- Tom kijkt zenuwachtig.
- Tom kijkt nerveus.

Tom looks sick.

Tom ziet er ziek uit.

Tom looks guilty.

Tom ziet er schuldig uit.

Tom looks frustrated.

- Tom ziet er gefrustreerd uit.
- Tom lijkt gefrustreerd.
- Tom kijkt gefrustreerd.

Tom looks familiar.

Tom komt me bekend voor.

Tom looks different.

Tom ziet er anders uit.

Tom looks annoyed.

- Tom ziet er geërgerd uit.
- Tom kijkt geërgerd.

Tom looks exhausted.

Tom ziet er uitgeput uit.

Tom looks magnificent.

Tom ziet er geweldig uit.

Tom looks sleepy.

Tom ziet er slaperig uit.

Nancy looks tired.

Nancy ziet er vermoeid uit.

She looks young.

Zij ziet er jong uit.

Emi looks happy.

Emi ziet er gelukkig uit.

Tom looks cool.

- Tom ziet er gaaf uit.
- Tom ziet er cool uit.

Tom looks awkward.

Tom ziet er ongemakkelijk uit.

Everything looks normal.

Alles ziet er normaal uit.

That looks good.

- Het ziet er goed uit.
- Dat ziet er goed uit.

Tom looks youthful.

Tom ziet er jong uit.

It looks impressive.

Het ziet er indrukwekkend uit.

Tom looks strong.

Tom ziet er sterk uit.

She looks happy.

- Ze lijkt gelukkig.
- Ze ziet er gelukkig uit.

Tom looks dead.

Tom ziet er dood uit.

Tom looks inquisitive.

Tom lijkt nieuwsgierig.

Tom looks serious.

Tom klinkt serieus.

Tom looks terrible.

Tom ziet er verschrikkelijk uit.

It looks fascinating.

Het ziet er fascinerend uit.

That looks expensive.

Dat ziet er duur uit.

This looks delicious.

Dit ziet er heerlijk uit.

Tom looks sad.

- Tom ziet er droevig uit.
- Tom kijkt verdrietig.

Tom looks happy.

Tom ziet er gelukkig uit.

This looks good.

Dat ziet er goed uit.

Tom looks astonished.

Tom ziet er verbaasd uit.

Jane looks happy.

Jane ziet er gelukkig uit.

Tom looks young.

Tom ziet er jong uit.

Tom looks worried.

Tom ziet er bezorgd uit.

Tom looks tired.

Tom ziet er moe uit.

Tom looks dignified.

Tom ziet er waardig uit.

It looks familiar.

- Het ziet er bekend uit.
- Het komt me bekend voor.

He looks gay.

Hij ziet er gay uit.

That looks easy.

Het lijkt makkelijk.

Tom looks dangerous.

Tom ziet er gevaarlijk uit.

Tom looks fat.

- Tom ziet er dik uit.
- Tom lijkt dik.

It looks painful.

Het ziet er pijnlijk uit.

She looks unhappy.

Ze ziet er ongelukkig uit.

- She looks happy.
- She seems happy.
- He looks happy.

- Hij ziet er blij uit.
- Hij ziet er gelukkig uit.