Translation of "Flowers" in Dutch

0.017 sec.

Examples of using "Flowers" in a sentence and their dutch translations:

- What lovely flowers!
- Such pretty flowers!

Wat een mooie bloemen!

Flowers bloom.

Bloemen bloeien.

- Flowers are yellow.
- The flowers are yellow.

- Bloemen zijn geel.
- De bloemen zijn geel.

- Thank you for the flowers.
- Thanks for the flowers.
- Thank you for the flowers!

Bedankt voor de bloemen.

Flowers are hard.

Bloemen zijn hard.

She picked flowers.

Zij plukte bloemen.

Flowers attract bees.

Bloemen trekken bijen aan.

What lovely flowers!

Wat een mooie bloemen!

He bought flowers.

Hij kocht bloemen.

What wonderful flowers!

Wat voor een prachtige bloemen.

Flowers are yellow.

Bloemen zijn geel.

She loves flowers.

Ze houdt erg veel van bloemen.

I buy flowers.

Ik koop bloemen.

Xochipepe likes flowers.

Xochipepe houdt van bloemen.

What pretty flowers!

Wat een mooie bloemen!

She sells flowers.

Zij verkoopt bloemen.

I love flowers.

Ik hou van bloemen.

Tom loves flowers.

Tom houdt van bloemen.

I like flowers.

Ik hou van bloemen.

I sell flowers.

Ik verkoop bloemen.

Tom bought flowers.

Tom kocht bloemen.

Tom sells flowers.

Tom verkoopt bloemen.

What beautiful flowers!

Wat een mooie bloemen!

He's selling flowers.

Hij verkoopt bloemen.

I bought flowers.

Ik kocht bloemen.

I brought flowers.

Ik heb bloemen meegenomen.

Take these flowers.

Neem deze bloemen.

Roses are flowers.

Rozen zijn bloemen.

Sami planted flowers.

- Sami plantte bloemen.
- Sami heeft bloemen geplant.

Sami needed flowers.

Sami had bloemen nodig.

Sami ordered flowers.

- Sami bestelde bloemen.
- Sami heeft bloemen besteld.

- She is very fond of flowers.
- She loves flowers.

Ze houdt erg veel van bloemen.

- He picked flowers for her.
- He picked flowers for them.

- Hij plukte bloemen voor haar.
- Hij heeft voor haar bloemen geplukt.

Father is watering flowers.

Vader geeft bloemen water.

Flowers are always acceptable.

Bloemen zijn altijd welkom.

Tom watered the flowers.

Tom gaf de bloemen water.

There were flowers here.

Er waren hier bloemen.

Tom is picking flowers.

Tom plukt bloemen.

I water the flowers.

Ik geef de bloemen water.

Those flowers are beautiful.

Die bloemen zijn mooi.

These flowers are beautiful.

Deze bloemen zijn prachtig.

The flowers are wilting.

Die bloemen zijn aan het verwelken.

I bought nine flowers.

Ik kocht negen bloemen.

Flowers make her happy.

Bloemen maken haar blij.

I like wild flowers.

Ik ben dol op wilde bloemen.

Please water the flowers.

- Geef de bloemen alsjeblieft water.
- Geef de bloemen alstublieft water.

These are yellow flowers.

Dit zijn gele bloemen.

Don't touch the flowers.

Kom niet aan de bloemen.

The child painted flowers.

Het kind schilderde bloemen.

These are beautiful flowers.

Dit zijn mooie bloemen.

Flowers do not talk.

Bloemen praten niet.

Mary sees purple flowers.

Mary ziet paarse bloemen.

There were flowers everywhere.

- Er waren overal bloemen.
- Overal waren er bloemen.

He has red flowers.

Hij heeft rode bloemen.

I can smell flowers.

Ik kan bloemen ruiken.

Flowers die without water.

Bloemen sterven zonder water.

The flowers are red.

De bloemen zijn rood.

The flowers were red.

De bloemen waren rood.

These flowers are dying.

Die bloemen zijn aan het verwelken.

You have two flowers.

- Jij hebt twee bloemen.
- U heeft twee bloemen.
- Jullie hebben twee bloemen.

Sunflowers are beautiful flowers.

Zonnebloemen zijn mooie bloemen.

I watered the flowers.

- Ik heb de bloemen water gegeven.
- Ik gaf de bloemen water.

Tom planted these flowers.

Tom heeft deze bloemen geplant.

Are these flowers real?

Zijn deze bloemen echt?

Sami hates these flowers.

Sami haat deze bloemen.

Roses are pretty flowers.

Rozen zijn mooie bloemen.

The flowers are yellow.

De bloemen zijn geel.