Translation of "Cats" in Dutch

0.017 sec.

Examples of using "Cats" in a sentence and their dutch translations:

- I like cats.
- I love cats.

Ik hou van katten.

- She adores cats.
- She loves cats.

Ze houdt van katten.

- Tom loves cats.
- Tom likes cats.

Tom houdt van katten.

- Susan likes cats.
- Susan, she likes cats.

Susan houdt van katten.

- She adores cats.
- She loves cats.
- She really likes cats a lot.

Ze houdt van katten.

- I am afraid of cats.
- I'm afraid of cats.
- I'm scared of cats.

Ik ben bang voor katten.

- He keeps two cats.
- He has two cats.

Hij heeft twee katten.

- I have 13 cats.
- I have thirteen cats.

Ik heb dertien katten.

- I'm afraid of cats.
- I'm scared of cats.

Ik ben bang voor katten.

- I keep thirteen cats.
- I have 13 cats.

Ik heb dertien katten.

- Ken keeps two cats.
- Ken has two cats.

Ken heeft twee katten.

- I keep thirteen cats.
- I have thirteen cats.

Ik heb dertien katten.

I love cats.

Ik hou van katten.

She loves cats.

- Ze houdt van katten.
- Zij houdt van katten.

Cats catch mice.

Katten vangen muizen.

She adores cats.

- Ze is dol op katten.
- Ze is gek op katten.

I hate cats.

Ik haat katten.

Do cats dream?

Dromen katten?

Cats hate water.

Katten haten water.

I like cats.

Ik hou van katten.

Tom likes cats.

Tom houdt van katten.

Tom hates cats.

Tom haat katten.

He loves cats.

Hij houdt van katten.

Tom loves cats.

Tom houdt van katten.

Cats are smart.

Katten zijn slim.

Cats like catnip.

Katten houden van kattenkruid.

Mike likes cats.

Mike houdt van katten.

He likes cats.

Hij houdt van katten.

Cats kill rats.

Katten doden ratten.

Cats like boxes.

Katten houden van dozen.

Susan likes cats.

Susan houdt van katten.

Cats need love.

Katten hebben liefde nodig.

Cats eat bread.

Katten eten brood.

Dogs hate cats.

Honden haten katten.

Cats are magic.

Katten zijn magisch.

- My wife really hates cats.
- My wife hates cats.

Mijn vrouw haat katten.

Do cats eat bats or do bats eat cats?

- Eten katten vleermuizen, of eten vleermuizen katten?
- Eten katten vleermuizen of eten vleermuizen katten?

- I am afraid of cats.
- I'm afraid of cats.

Ik ben bang voor katten.

- She is afraid of cats.
- He's afraid of cats.

Ze is bang voor katten.

- Tom is allergic to cats.
- Tom's allergic to cats.

Tom is allergisch voor katten.

- I'm allergic to cats.
- I am allergic to cats.

Ik ben allergisch voor katten.

- Cats dislike being wet.
- Cats don't like to get wet.

Katten zijn niet graag nat.

- She adores cats.
- She loves cats.
- She's a cat lover.

Ze is gek op katten.

- It's raining cats and dogs.
- It's raining cats and dogs!

Het regent pijpenstelen.

Cats usually hate dogs.

Gewoonlijk hebben katten een hekel aan honden.

Cats arch their backs.

Katten krommen hun rug.

Susan, she likes cats.

Susan, zij houdt van katten.

He has two cats.

Hij heeft twee katten.

I have thirteen cats.

Ik heb dertien katten.

Cats don't eat bananas.

Katten eten geen bananen.

He keeps two cats.

Hij heeft twee katten.

Young tigers resemble cats.

Jonge tijgers lijken op katten.

The cats are purring.

De katten zijn aan het snorren.

The cats are safe.

De katten zijn veilig.

Cats don't wear collars.

Katten dragen geen halsband.

He's allergic to cats.

Hij is allergisch voor katten.

She's allergic to cats.

Zij is allergisch voor katten.

Cats have nine lives.

Katten hebben negen levens.

The cats are meowing.

- De katten miauwen.
- De katten zijn aan het miauwen.

Cats don't like dogs.

Katten houden niet van honden.

Ken has two cats.

Ken heeft twee katten.

You have three cats.

- Je hebt drie katten.
- U heeft drie katten.
- Jullie hebben drie katten.

My wife hates cats.

Mijn vrouw haat katten.