Examples of using "Arthur" in a sentence and their dutch translations:
'koning Arthur'.
King Hrolf is de Deense koning Arthur.
President Arthur wilde de tarieven verlagen.
- De namen van mijn broers zijn Axel, Hatus en Arthur Kalel.
- Mijn broers heten Axel, Hatus en Arthur Kalel.
Het verhaal van koning Hrolf werd lange tijd beschouwd als het verhaal van koning Arthur,